Boeken met een zomers karakter
Close Reading lessenserie – De laatste weken van het schooljaar zijn ingegaan, de zomer is (bijna) begonnen en de vakantie staat voor de deur. Deze maand richten we ons dan ook op boeken met een zomers karakter die passen bij de vakantie.
Boek van de maand
Close Reading is een wetenschappelijk onderbouwde aanpak, die leerlingen helpt om de (diepere) betekenis van een tekst daadwerkelijk te doorgronden. In deze rubriek 'Boek van de maand' vind je elke maand tips voor boeken, verhalen of gedichten die zich heel goed lenen voor Close Reading. Vaak krijg je er ook compleet uitgewerkte lessenseries bij. Laat je inspireren!
Een ijsje
Voor de allerjongsten van de onderbouw willen we het boek ‘Een ijsje’ van Sylvia van Ommen uitlichten. (Zie hier een inkijkexemplaar met enkele bladzijdes om een goede indruk van het boek te krijgen). Alle dieren willen graag het ijsje hebben, maar wie verdient het ijsje het meest?
Dit is een boek met weinig woorden, maar het vertelt toch een heel grappig verhaal. Wil je het boek echt goed begrijpen, dan heb je achtergrondkennis nodig over de karakters van de verschillende dieren die aan bod komen.
Achtergrondkennis is een grote voorspeller voor het begrijpen van teksten. In dit boek kunnen we goed laten zien waarom het belangrijk is om relevante achtergrondkennis te verbinden met de tekst om zo tot dieper tekstbegrip te komen en verder te gaan dan alleen de oppervlakkige boodschap van de tekst.
Het kerndoel van deze lessenserie is als volgt: Ik begrijp door het lezen van de gesproken teksten van de dieren waarom de schrijver voor deze dieren heeft gekozen.
Close Reading sessie 1
Leesdoel:
- Ik kan vertellen waar het begin, midden en eind van het verhaal over gaat.
Lees het verhaal eerst in z’n geheel voor.
Lees dan het verhaal nogmaals voor in de drie stukken. Het eerste stuk gaat over het ijsje en de dieren die vertellen dat zij het ijsje graag willen hebben. Om de grote lijn helder te krijgen kan de vraag ‘wat willen de dieren?’ je helpen om nog niet in details te vervallen.
Lees dan het tweede stuk voor (nadat het ijsje gesmolten is, maar begin bij de ijsbeer). Wat is er in dit deel van het verhaal aan de hand?
En dan het laatste stuk van het verhaal (vanaf de plaat waarop de pinquin op de ijscokar zit). De vraag ‘Hoe loopt het verhaal af?’ kan helpen om het einde goed helder te krijgen.
Een werkvorm die hierbij past is bijvoorbeeld ‘genummerde koppen’. Vorm groepjes van drie en geef iedere leerling een nummer. In het groepje overleggen ze welke afbeelding bij dit stukje tekst hoort en wat er nu gebeurt in dit deel van het verhaal (begin, midden, eind). Samen besluiten ze wat het beste antwoord is.
Na het overleg noem je een nummer, waarna die leerlingen gaan staan. Je geeft beurten aan de leerlingen die staan en je laat ze antwoord geven op de volgende vragen: welk plaatje hoort bij het begin van het verhaal? Wat gebeurde er aan het begin van het verhaal? Lees dan het volgende deel van het verhaal voor en geef opnieuw overlegtijd. Ga dan naar een ander nummer en vraag naar het midden van het verhaal. Doe dit ook bij het einde.
Sluit deze sessie af door leerlingen de volgende vraag te stellen: ‘Kun je nu voor jezelf in één zin samenvatten waar het verhaal over gaat?’ Geef denktijd en laat leerlingen het uitwisselen met hun schoudermaatje. Geef tenslotte nog enkele willekeurige beurten en schrijf wat zinnen op.
Close Reading sessie 2
Leesdoel:
- Ik kan vertellen welke dieren voorkomen en welke argumenten ze geven om het ijsje te krijgen.
Start deze sessie met het ophalen van voorkennis uit sessie 1. Waar ging het verhaal ook alweer over? Laat ook de platen van het begin, midden en eind nogmaals zien. Bedenk voor jezelf welke zin je had bedacht aan het eind van de eerste sessie. Laat leerlingen weer kort nadenken, uitwisselen in tweetallen en geef willekeurige beurten. Zo nodig lees je het nog een keer voor
Deel het doel van sessie 2 en inventariseer welke dieren de leerlingen nog weten.
Zodra er een dier genoemd wordt, blader je naar deze bladzijde en lees je voor wat het dier zegt. Zorg dat leerlingen het in koor herhalen, aan hun maatje herhalen of laat ze het in hun hoofd herhalen en geef willekeurige beurten. Sta in ieder geval stil bij de dieren die je ook in sessie 3 aan bod wil laten komen. Denk bijvoorbeeld aan de hond, de ezel, het varken, de bever, de ijsvogel, de geit, de vos, de spin, de leeuw, de mieren, de kraai en de luiaard.
Sluit deze sessie af met de werkvorm ‘mix en ruil’. Geef alle leerlingen een dier (neem alleen dieren die ook in sessie 3 aan bod komen) en laat ze bedenken wat het dier ook alweer zegt. Dit vertellen ze aan een maatje, ze luisteren naar elkaar en vullen elkaar eventueel aan, en wisselen dan van dier. Dan mixen ze weer en zoeken ze een nieuw maatje.
Close Reading sessie 3
Leesdoelen:
- Ik kan uitleggen waarom het grappig is wat de dieren zeggen in het verhaal.
- Ik kan aangeven welke grapjes ik het grappigst vind.
In sessie 3 staat de betekenis en bedoeling van de tekst voor de schrijver en lezer centraal. Waarom zeggen de dieren wat ze zeggen? Om dat te kunnen begrijpen moeten leerlingen achtergrondkennis inzetten, iets afleiden uit de illustraties en in een enkel geval afleiden uit de tekst zelf. Kortom, ze moeten relaties leggen die niet letterlijk in de tekst staan.
Om te zorgen voor extra verdiepend verhaalbegrip kan het helpend zijn om meer aandacht te besteden aan de karakters van de dieren. Dit kan je bijvoorbeeld doen met het boek ‘Brave hond, stoute kat!’ (of een ander boek waarin karakters van dieren worden toegelicht). Dit boek hebben we ook besproken in het boek van de maand januari 2023.
Zorg er voor dat de platen van de dieren uit het boek ‘Een ijsje’ goed zichtbaar zijn, het liefst op het digibord zodat er ook aantekeningen kunnen worden gemaakt. Weten de leerlingen nog wat ieder dier zegt? Kunnen ze het nog in koor herhalen of aan hun maatje vertellen? Lees het anders even voor.
Model bij een eerste dier waarom het zo grappig is dat het dier dit zegt en vooral ook hoe jij dat weet. Doe dit bijvoorbeeld bij de vos. Model wat jij weet over vossen en hoe ze vaak in teksten worden neergezet (sluw, slim; denk aan de gruffalo, de fabel ‘De raaf en de vos’, etc.). En laat ook in je stem horen, tijdens het voorlezen, dat de vos zomaar iets verzint.
Vertel dat je het soms ook kunt begrijpen door goed naar de illustraties te kijken. Model hoe jij dit doet bij een dier. De spin, de papegaai en de bever lenen zich daar goed voor. Laat zien (en omcirkel) op het bord dat de spin acht ogen heeft en vertel dat het daarom grappig is dat hij zegt ‘voor mij! Ik zag ‘m het eerst’.
Doe zo ook nog een paar dieren samen. Hier zou je de geit, luiaard en de ezel voor kunnen gebruiken. Lees als ondersteuning het stukje over dat dier voor uit het boek ‘brave hond, stoute kat’ en vraag dan wat je weet over geiten. Inventariseer dit en verklaar dan samen het grapje van de schrijfster. Doe dit daarna ook voor de luiaard. En waarom zou de schrijfster ervoor hebben gekozen om luiaard op de laatste bladzijde pas iets te laten zeggen? De ezel staat niet in het boek ‘Brave hond, stoute kat’ inventariseer hier klassikaal wat je over ezels weet en verklaar dan het grapje. Lees de tekst natuurlijk ook koppig voor en bekijk goed de illustratie. Doe dit ook voor de schildpad. Waarom ging hij 2 uur van tevoren van huis? (hier zou je de tekst over de schildpad uit ‘Brave hond, stoute kat voor kunnen gebruiken) En waarom laat de schrijver de schildpad van die deftige woorden gebruiken (zoals verrukkelijk, sensationeel, levendig herinneren)? Leg bijvoorbeeld uit dat schildpadden heel oud kunnen worden. Oud zijn wordt vaak geassocieerd met wijs. En wijze mensen gebruiken moeilijke woorden.
Maak per dier steeds expliciet wat er ingezet is om het grapje te begrijpen: achtergrondkennis, de illustratie of de tekst zelf.
Laat leerlingen ook wat dieren in tweetallen overleggen. Bijvoorbeeld de papegaai (afleiden uit illustratie), de hond (achtergrond kennis inzetten, evt. m.b.v. extra tekst uit het boek ‘brave hond, stoute kat’) en de vogel (wat doen vogels met stokjes? Laat eventueel ook de achterkant van het boek zien). Laat m.b.v. willekeurige beurten enkele tweetallen de grapjes verklaren en vraag ook hoe ze dit hebben gedaan. Hebben ze kennis gebruikt, de illustratie of wellicht de tekst zelf?
Je zou ook nog een aantal dieren alleen kunnen laten doen door leerlingen. De ijsvogel is niet zo lastig (afleiden uit de naam van het dier), de bever (afleiden uit de afbeelding) en de leeuw (achtergrondkennis). Laat leerlingen ook steeds vertellen wat ze hebben ingezet (achtergrondkennis, illustratie of tekst).
Sluit deze sessie af door leerlingen te laten bedenken welke grapjes ze zelf het grappigst vonden en waarom. Vraag ook welke grapjes ze eerst niet goed snapten en welke nu wel.
Van Vliegeren tot Vogelspotten
Een prachtige bundel met gedichten en prenten voor de onderbouw is ‘Van Vliegeren tot Vogelspotten’ (Marianne Busser & Ron Schröder, 2022).
Door middel van bijzondere versjes laten zij de leerlingen kennismaken met al het leuks dat je kan beleven in de natuur, zoals vogelspotten, schatgraven, kamperen, picknicken of boomhutten bouwen. In het kader van de vakantie is het gedicht ‘Met z’n allen in een tent’, erg grappig. Dit gedicht is zeer geschikt voor een Close Reading sessie. En ook zeer geschikt om uit te spelen, een tent te bouwen en net alsof te slapen in een slaapzak.
De reis van de regen
Een geheel ander boek voor de onderbouw is ‘De reis van de regen (Graham-Baker Smith, Christofoor uitgeverij, 2022). Dit verhaal gaat over Izak die ontdekt welke reis het water in zijn pot maakt. Het boek is ook prachtig geïllustreerd.
Ook in het boek van de maand januari 2022 bespraken we twee boeken die passen rondom het thema vakantie en reizen: ‘Duizend-en-één paarse djellaba’s’ en ‘De koffer’.
Yaru Makki’s reis
Voor de middenbouw (groep 3, 4 en 5) hebben we het boek Yaru Makki’s reis van Irene de Pous gekozen. Voor groep 4 en 5 is het boek ook technisch goed te lezen. Het is een boek waarin de reis van het konijn Yaru Makki wordt beschreven. Het konijn vindt het maar saai op het eiland Schiermonnikoog. Samen met rat Bakkes gaat hij op reis, met de trekvogels mee. Je leert de tureluurs, de roestganzen en de reuzenstern kennen, die Yaru wel mee willen nemen op reis naar verre landen. Onderweg ontmoeten ze ook andere dieren en leer je veel over het Waddengebied. Yaru leert uiteindelijk dat Schiermonnikoog helemaal niet saai is en dat het eiland heel veel moois biedt. Het verhaal is prachtig geïllustreerd door Nora Tinholt. Achterin het boek wordt veel informatie over het Waddengebied en de dieren die er leven beschreven. Het verhaal las ik in één keer uit en is echt heel leerzaam. Het eiland Schiermonnikoog wordt met dit verhaal op een bijzondere manier in het zonnetje gezet. Het is dan ook een prachtige vakantiebestemming.
Het is aan te raden eerst een aantal hoofdstukken voor te lezen en één of meerdere hoofdstukken te kiezen voor een Close Reading-sessie. Wij hebben gekozen voor het hoofdstuk dat Yaru ontdekt dat rat Bakkes de verhalen over verre landen heeft verzonnen (bladzijden 63 tot en met 66). Hij durft helemaal niet zo hoog te vliegen omdat hij hoogtevrees heeft. Dit hoofdstuk begint met het moment dat mevrouw eekhoorn Yaru omgekeerd in de boom ziet hangen (Hij is gevallen uit de vleugels van meneer Tan de reuzenstern). Rat Bakkes wil Yaru redden maar durft niet verder te klimmen.
De eekhoorn zorgt op eens sierlijke manier dat beide dieren weer op de grond komen.
Close Reading sessie 1
Leesdoel:
- Ik kan vertellen waar rat Bakkes en Konijn Yaru zich bevinden, wie hen redt en wat Yaru ontdekt over rat Bakkes.
Na het verhaal voorgelezen te hebben model (teken) je het eerste stuk van het verhaal, namelijk dat Yaru omgekeerd in de boom hangt. Je laat de leerlingen ook Yaru’s benarde situatie tekenen. Aan te raden is dan natuurlijk om de tekening van het vorige hoofdstuk niet te laten zien. Laat de leerlingen vervolgens de rat Bakkes tekenen die hoogtevrees heeft. De leerlingen onderstrepen in de tekst wat zij gebruiken voor hun tekening. Tot slot mogen zij de eekhoorn erbij tekenen die hen op een sierlijke manier komt redden. Laat leerlingen er mooie zinnen bij schrijven. Model dit in het begin.
Close Reading sessie 2
Leesdoelen:
- Ik kan vertellen welke problemen Yaru ervaart en hoe deze worden opgelost.
- Extra: Ik kan de bijzondere woorden die de schrijfster gebruikt onderstrepen en de betekenis hiervan uitleggen.
Lees het verhaal samen nog een keer en stop als je een probleem tegenkomt. Je laat de leerlingen met de werkvorm denken-delen-uitwisselen het probleem benoemen en hoe het wordt opgelost. Daarna koppel je terug wat ze zeggen en schrijf je op het bord wat het probleem en de oplossing is. De leerlingen kun je dit ook op het werkblad laten noteren.
Als afsluiter kun je de leerlingen in een binnenkring-buitenkring enkele van onderstaande vragen laten beantwoorden. Kies de vragen die eerder nog niet aan de orde zijn geweest. De leerlingen spreken met deze werkvorm telkens met een andere leerling.
Vragen die je kunt stellen zijn:
- Wat houdt hoogtevrees precies in?
- Wat gebeurt er met de rat als hij Yaru wil redden?
- Is Bakkes echt in verre landen geweest?
- Hoe weet Yaru dat Bakkes al zijn verhalen heeft verzonnen?
- Waarom vindt Bakkes dat hij de verhalen niet heeft verzonnen?
- Waarom is Bakkes toch nog Yaru’s vriend?
Na dit gesprek kun je de leerlingen de antwoorden op laten schrijven in tweetallen. Middels de werkvorm tweevergelijk controleren zij hun antwoorden en vullen zij hun antwoorden zo nodig aan.
Het tweede doel is een extra doel. De woorden die de schrijfster gebruikt in het boek zijn best bijzonder. Voorbeelden uit deze tekst hiervan zijn: kabaalmakers, trammelantzoekers, herriejakkers, denderdrammers, boomkluit, niks niet meer, gekwetter en gesnater, gak gak, boomkruinen, krek, stengelstoofpotje.
In het boek komen nog veel meer grappige woorden voor. Het is een idee om de leerlingen tijdens het voorlezen van de overige hoofdstukken woorden die ze bijzonder vinden te laten noteren. Je kunt er een speciaal blad voor maken waarop deze woorden worden genoteerd. Nadat het boek (het verhaal) is uitgelezen kun je bespreken wie die woorden zeggen en waarom de schrijfster deze woorden gebruikt.
Close Reading sessie 3:
Leesdoel:
- Ik kan vertellen welke wetenswaardigheden over de dieren de schrijfster je wil leren.
Kies de dieren uit deze tekst en de voorgelezen hoofdstukken en gebruik de plaatjes en de tekst die op bladzijde 90-97 staan getekend en beschreven. De tekstjes kunnen leerlingen (eventueel met hulp) samen lezen. Welke eigenschappen van de dieren uit het informatieve deel herken je in deze tekst?
Model hierbij de informatie over Yaru het konijn en laat de leerlingen aantekeningen maken wat zij nu weten over Yaru het konijn (in steekwoorden). Let daarbij ook op de reislustigheid. Zo kunnen de leerlingen ook de rat beschrijven. Kies voor deze les enkele dieren en zoek eventueel nog aanvullende informatie op het internet over de dieren. Het konijn, bijvoorbeeld, kan in vele landschappen overleven. De rat is een heel sociaal dier, het konijn kan heel goed klimmen etc..
Nadat je het verhaal uitgelezen hebt is het leuk om alle dieren de revue te laten passeren. De schrijfster wil heel graag met dit boek het eiland, en vooral de flora en fauna promoten. Op bladzijden 90 tot en met 97 worden de kenmerken van de genoemde dieren beschreven en met een mooie tekening uitgebeeld. Je kunt met de plaatjes een mix en ruil doen. Om de dieren goed te leren kennen is het aan te bevelen de mix en ruil vaker te herhalen. De leerlingen leren wetenswaardigheden over het konijn en de rat en ook over het wadslakje, de slijkgarnaal, de bontbekplevier, de reuszenstern, de tureluur, de roestganzen, de kraai, de veldmuis en de wadpier.
Heel leuk dat ook de reislustigheid van het dier nog benoemd wordt. Op bladzijden 101 tot en met 110 worden de ontdekkingen van Yaru Makki uitgelegd. Ook deze informatieve teksten kun je nog inzetten voor een Close Reading-sessie.
Verder vind je in het boek de kaart van het waddengebied. Je kunt de reis van Yaru met een stippellijn tekenen. Hoe mooi om op deze manier meer over het waddengebied te leren.
En wil je nog meer weten over het waddengebied? Dan kun je de website: www.waddenzeeschool.nl nog bezoeken.
Extra: Een ander doel (meer genoemd in boek van de maand) zou zijn: Ik kan vertellen hoe rat Bakkes, het konijn Yaru en het konijn zich voelen in het begin, midden en einde van het verhaal.
Na het verhaal weer samen gelezen te hebben model je het gevoel van Yaru, rat Bakkes en de eekhoorn in het begin, daarna laat je de leerlingen het middenstukje lezen en het gevoel van Yaru en de rat Bakkes met een emoticon aangeven. Vervolgens doen ze het zelf. Het is van belang duidelijk aan te geven welke stukjes je gebruikt. De eekhoorn is dan uit beeld, dus gaat het alleen om Yaru en rat Bakkes.
Is de tekst door de leerlingen qua techniek goed te lezen, dan kun je het modelen wellicht direct starten. (Zonder de tekst eerst helemaal voor te lezen). Dit is ook afhankelijk van de tijd die tussen de tweede en derde sessie zit. De werkvorm die bij deze opdracht goed past is tweetalcoach.
Ander leesboeken over bijzondere reizen:
Voor de bovenbouw: De Ontdekkingsreiziger en Terra Ultima
Voor de middenbouw: geen weg terug (groep 4 en 5)
En als laatste met stip: Een zomers boek over het klimaat. Het fictiedebuut van Marc Ter Horst.
Meer informatie
Enthousiast geworden en wil je meer weten over Close Reading? Neem dan contact op met Marieke van Logchem of Liz Bunte. Of neem een kijkje op de themapagina over Close Reading.
Meer uitgewerkte praktijkvoorbeelden zijn te vinden in de boeken Close Reading in de praktijk, verkrijgbaar via uitgeverij Pica.
Benieuwd naar onze boeken van de maand?
Er zijn zoveel mooie boeken en teksten bij allerlei thema’s die gebruikt kunnen worden voor Close Reading. Om je te tippen voor een nieuw verschenen boek of om een oude bekende nog eens in de spotlight te zetten, kiezen we iedere maand op onze site: het boek van de maand. Hier zie je welke boeken deze titel allemaal hebben gekregen!