033 - 46 12 680 info@expertis.nl

Boek van de maand

Er zijn zoveel mooie boeken en teksten bij allerlei thema’s die gebruikt kunnen worden voor Close Reading. Om je te tippen voor een nieuw verschenen boek of om een oude bekende nog eens in de spotlight te zetten, kiezen we iedere maand op onze site: het boek van de maand.

Boek van de maand mei 2023

‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, wat unbidan we nu?’

Dit is een van de bekendste zinnen uit de Nederlandse taal- en literatuurgeschiedenis. Het betekent: ‘Alle vogels zijn al aan het nestelen, behalve ik en jij. Waar wachten we nog op?’ Het zijn regels uit een middeleeuws liefdesliedje. Een liedje van verlangen van zo’n duizend jaar oud.

Hoe mooi is het om het Oudnederlands, of verwijzingen daarnaar, tegen te komen in de boeken van tegenwoordig. In deze editie van het ‘boek van de maand’ willen we graag aandacht besteden aan vogels (het is tenslotte mei; dan leggen alle vogels een ei) en de Oudnederlandse taal in recente en oude boeken.

Ga je dit boek van de maand gebruiken? Deel het op social media via @Expertis Onderwijsadviseurs (LinkedIn en Facebook) of @Expertisadvies (Twitter)

In het boek ‘Het verlegen vogeltje’ tovert Jan Paul Schutten de historische zin om in een grappig prentenboek.

Het is een herrie van jewelste in het bos: alle vogels zijn luid fluitend een nestje aan het bouwen. De kleine groenling nog niet. Hij is te verlegen om het groenlingvrouwtje te vragen of ze met hem een nestje wil beginnen. Hij vraagt de merel om hulp, maar met al dat gesnater verstaat zij hem helemaal verkeerd! En de kauw hoort ook iets heel anders dan wat de merel zegt. En de roek verstaat de kauw weer niet… Al snel vliegt iedereen in een lange slinger door het bos, over de wei, het landgoed en naar het strand. Met helemaal achteraan de verlegen groenling. Komt het nog goed?

Op Prins Willem Alexanderschool in Elburg hebben de collega’s van groep 1 en 2 het boek ‘Het verlegen vogeltje’ gebruikt voor Close Reading. Samen met onderwijsadviseurs Liz Bunte en Kyra Laarveld zijn zij tot onderstaande lessenserie gekomen. We waren te gast bij juf Janca Pool in groep 1/2 tijdens sessie 3.

Sessie 1:

Doel:

  • Ik kan vertellen wat er in het begin, het midden en het einde van het verhaal gebeurt.

Lees het hele verhaal voor en deel het leesdoel met de leerlingen. Kies een aantal prenten uit die leerlingen op volgorde moeten leggen. Welke prenten horen bij het begin? En welke bij het midden? En welke bij het eind? Laat leerlingen overleggen met elkaar, en zorg dat je steeds weer terug naar de tekst gaat.

Sluit sessie 1 af door leerlingen in eigen woorden te laten vertellen wat er in dit verhaal gebeurt. Door een coöperatieve werkvorm te kiezen kun je ervoor zorgen dat alle leerlingen actief zijn en taalruimte innemen. In dit geval zou je bijvoorbeeld ‘binnenkring-buitenkring’ kunnen inzetten. De leerlingen mogen natuurlijk spieken op het schema dat jullie samen gemaakt hebben.

Sessie 2:

Doel:

  • Ik kan uitleggen wat de problemen en oplossingen van de kleine groenling zijn.

Lees het begin van het verhaal voor en vraag aan de leerlingen wat het probleem van de kleine groenling is. Laat leerlingen overleggen en geef willekeurige beurten. Daarna kun je ook vragen welke oplossing de kleine groenling zelf heeft bedacht. Ook dit laat je overleggen in tweetallen en geef vervolgens willekeurige beurten. Introduceer hier alvast de kaartjes met de picto’s voor probleem (regenbui) en oplossing (paraplu).

Lees dan de bladzijde voor waar de groenling aan de merel gaat vragen of hij een boodschap wil doorgeven aan het groenlingvrouwtje. Model aan de leerlingen dat er een nieuw probleem ontstaat, namelijk dat de merel de groenling niet kan verstaan. Hoe komt het dat ze elkaar niet verstaan? En wat maakt de merel van de vraag van de groenling?

Plak samen in een stroomschema de vogels in de volgorde waarin ze elkaar een boodschap doorgeven zodat leerlingen visueel krijgen dat er verschillende vogels voorkomen en dat ze elkaar steeds verkeerd verstaan doordat er zoveel lawaai in het bos is. Gebruik hiervoor de volgende tekstgerichte vragen: ‘Wat zegt de vogel? Hoe komt het dat hij het niet goed hoort? Wat verstaat hij dan wel?, etc. Houd GRRIM aan, model de eerste vogels, doe het daarna samen en laat leerlingen ook in tweetallen overleggen bij enkele vogels. Je kunt hierbij de picto’s probleem (regenbui) en oplossing (paraplu) uitdelen. Laat leerlingen de picto van probleem (regenbui) de lucht in steken als ze een probleem horen en de picto van oplossing (paraplu) als ze een oplossing horen. Laat leerlingen wel steeds verwoorden wat het probleem en de oplossing is.

Bij de laatste afbeelding neemt de groenling het heft weer in eigen hand en horen leerlingen een oplossing. Stel tekstgerichte vragen aan de leerlingen zoals: ‘Wat roept hij? En waarom doet hij dat?’ (De groenling schreeuwt zo hard hij kan: ‘Snavels dicht allemaal’, want er is nog steeds heel veel lawaai). En wat doet hij daarna? Welk antwoord geeft het groenlingvrouwtje? 

Speel als afsluiting van deze sessie het spelletje ‘doorfluisteren’ in groepjes. Één leerling fluistert een zin in het oor van een andere leerling (1x keer) en die geeft de zin door aan de volgende leerling en zo verder. Welke zin komt er aan het eind uit? Hebben alle leerlingen elkaar goed verstaan? Hoe komt dat? Deze opdracht staat wat verder van het boek af en draagt niet bij tot dieper begrip, maar is wel leuk om naar aanleiding van het lezen van het boek te doen. Wil je nog meer de koppeling met het boek maken, laat leerlingen dan een zin over het boek of over de groenling doorfluisteren.

Extra, bouwen aan kennis:

Doel:

  • Ik kan verschillende vogels en hun geluiden benoemen.

Omdat in het boek zoveel verschillende vogels aan bod komen leent dit boek zich ook om er een natuurdoel aan te koppelen. Welke vogels komen allemaal voor in het boek, hoe zien ze eruit en welke geluiden maken ze precies? Door de afbeeldingen en de omschrijvingen van de vogels uit het boek te koppelen aan echte foto’s bouw je aan een gedegen kennisbasis. Laat ook de vogelgeluiden horen via de site https://www.vogelgeluid.nl/. En hoe omschrijft de schrijver het geluid van deze vogel in het boek? Welk woorden gebruikt hij daarvoor?

Dit zou ook een sessie 3 kunnen zijn doordat er verbinding met andere media en andere kennis wordt gemaakt. Mocht je daarvoor kiezen, lees dan eens korte, informatieve stukjes voor over de verschillende vogels en koppel dit aan de echte foto’s en de platen uit ‘Het verlegen vogeltje’. In dit lesvoorbeeld is deze sessie als extra sessie ingezet.

Sessie 3:

Doelen:

  • Ik kan vertellen wat ik vind van het gedrag van de vogels in het boek.
  • Ik kan vertellen wat ik kan leren van de kleine groenling.

Op de Prins Willem Alexanderschool in Elburg wordt er gewerkt met Kanjertraining. De Kanjerpetten hebben ieder en eigen kleur en staan voor bepaald gedrag. Als je niet met de Kanjerpetten werkt kun je ook emoticons gebruiken.

In sessie 3 wordt er ingezoomd op het gedrag van groenling en het gedrag van de andere vogels. Welke petten dragen zij op welk moment in het verhaal? En hoe weet je dat? Door welke woorden en illustraties weet je dat? En door welk gedrag van de dieren weet je dat? En wat vind jij van dit gedrag?

Je kunt deze sessie starten met het opfrissen van de betekenis van de petten. Introduceer hier bijvoorbeeld ook alvast de werkvorm ‘ren je rot’. Als je de gele pet beschrijft, lopen de leerlingen naar de gele pet toe. Als je het gedrag beschrijft dat hoort bij de rode pet, lopen ze naar die pet toe. Je kunt er ook voor kiezen om alle leerlingen kleurenkaartjes te geven en ze deze omhoog te laten steken zodra je deze pet beschrijft. Zorg er in ieder geval voor dat alle leerlingen moeten nadenken en actief een antwoord moeten geven.

De groenling draagt aan het begin van het verhaal de gele pet want deze staat voor te angstig gedrag, niet voor jezelf opkomen, niets durven zeggen, te bescheiden of onderdanig zijn. Model hoe jij weet dat de groenling de gele pet draagt. Wat doet hij precies? Aan welke woorden in de tekst herken jij dat? Herhaal deze woorden en onderstreep ze eventueel in de tekst. Vraag ook naar eigen ervaringen van leerlingen met de gele pet. Ben jij ook weleens verlegen geweest? Wanneer was dat dan?

Ga dan naar het middenstuk. Blik terug op sessie 2. Wat gebeurde er ook alweer bij de verschillende vogels? Welke pet vind jij daarbij horen en waarom? Hier zijn meerdere antwoorden goed, laat leerlingen een pet kiezen (naar die pet toelopen of die kleur de lucht insteken) en aan hun maatje vertellen waarom ze deze kleur hebben gekozen. Geef verschillende leerlingen de beurt en laat zowel het rode (te grappig, clownesk, niet serieus) gedrag en het blauwe (de baas spelen en over grenzen van anderen heen gaan) gedrag naar voren komen. Koppel het ook steeds weer aan de tekst: welke woorden, zinnen, plaatjes laten jou zien welke pet erbij hoort? En wat vind jij van dit gedrag? Als je merkt dat dit lastig is, lees de bepaalde zinnen waarin dit naar voren komt dan met nadruk voor en wijs ook bij op de platen op het bord.

Aan het eind draagt de groenling de witte pet, eventueel gecombineerd met de gekleurde petten. Laat ook hier leerlingen de koppeling naar de tekst maken en aangeven welke pet zij vinden passen in dit deel van het verhaal. Vraag ook naar wat ze vinden van dit gedrag en waarom.

Sluit de les af met de vraag ‘wat kunnen we dus leren van het gedrag van de kleine groenling?’. Laat leerlingen hier over nadenken en uitwisselen. Koppel dit eventueel terug naar gedragsregels die wellicht gelden in jullie groep, zoals ‘Er is er maar één die praat zodat het luisteren beter gaat’.

We willen deze maand ook Bibi Dumon Tak in het zonnetje zetten. Bibi Dumon Tak & Annemarie van Haeringen hebben de Woutertje Pieterse prijs uitgereikt gekregen voor hun grappige en informatieve boek ‘Vandaag houd ik mijn spreekbeurt over de anaconda’.

Zij kregen de Woutertje Piesterse prijs uitgereikt in het radioprogramma van Frits Spits: “De Kindertaalstaat”.

Het boek gaat over allerlei kenmerken en persoonlijkheden van dieren (van baars tot aardslak). Het is zeer creatief en humoristisch geschreven. De vos is enthousiast als het over moord en doodslag gaat en de kerkuil roept steeds andere dieren tot de orde. Het boek staat vol met spreekbeurten clichés (bijvoorbeeld het gebruik van een spiekbriefje), maar staat ook vol met spreektaal zoals “Hahaha! Wojoo. Dus dat’. Het boek is rijk aan taal en allerlei uitdrukkingen. Het is dus niet gemakkelijk, maar juist daarom zo ontzettend grappig. En dit zijn we van Bibi Dumon Tak gewend.

Bibi Dumon Tak werkte ook deze keer (net als bij de dichtbundel ‘Laat een boodschap achter in het zand’) samen met Annemarie van Haeringen. Zij maakte bij elk hoofdstuk meerdere illustraties in verschillende stijlen en gaf de meeste dieren een spiekbriefje in hun poten. Het boek is natuurlijk heel goed te gebruiken als de leerlingen zelf spreekbeurten moeten gaan houden. Wat zijn bijvoorbeeld de tips en tops die je aan de regenworm geeft en waarom geef je die? (hoofdstuk 10).

Ook in dit boek worden er vogels besproken: De merel geeft een spreekbeurt over de groene halsbandparkiet die, in zijn ogen, vooral heel veel lawaai maakt. De groene halsbandparkiet doet op zijn beurt zijn spreekbeurt over zangvogels, waaronder de merel ook valt.

Aangezien we deze maand graag aandacht willen besteden aan vogels en de Oudnederlandse taal, zetten we ook een ander boek van Bibi Dumon Tak in het zonnetje en geven we hierbij suggesties voor een Close reading lessenserie.

Het gaat om het ‘Heel grote vogelboek’ (uitg. Lannoo KB). Dit is een boek waarin Bibi Dumon Tak waargebeurde verhalen combineert met de oude tekeningen die 250 jaar geleden gemaakt zijn door vader en zoon Sepp uit Amsterdam. Beide natuurkenners, die bovendien prachtig konden tekenen. Het ‘oorspronkelijke’ boek werd tussen 1770 en 1829 geschreven. Verschillende exemplaren van de Nederlandsche Vogelen zijn nog te vinden in Nederland zoals in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en in de dierentuin Artis.

In het heel grote vogelboek worden dertig vogels van de oorspronkelijke tweehonderd beschreven, in dezelfde volgorde die Nozeman aanhield. Het gaat om dertig ‘geluksvogels’, zoals Bibi Dumon Tak zegt. De eerste was de gaai en de laatste de zwaan. De tekeningen zijn voorzien van de Oudnederlandse teksten en prenten uit het oorspronkelijke boek.

We kiezen de tekst over de bruine kiekendief op bladzijde 12, 13 en 14 en 15 voor de bovenbouw (groep 6 tot en met 8). Kerndoel is dat de leerlingen de relatie tussen taalkenmerken van de tekst en de bedoeling van de schrijfster begrijpen.

Sessie 1:

In de eerste sessie kun je informatie laten verzamelen over de bruine kiekendief. Besteed echter eerst even aandacht aan de bladspiegel omdat de teksten in dit boek er bijzonder uitzien.

Doelen:

  • Ik kan de belangrijkste kenmerken van de kiekendief benoemen.
  • Ik kan kopjes bedenken voor deze kenmerken.

In deze tekst komen de leerlingen allerlei kenmerken te weten over de bruine kiekendief. Na het delen van de doelen lees je de tekst voor. Maak daarna een mindmap met in het midden de titel van de tekst: de bruine kiekendief.

Model het eerste kenmerk namelijk: De kiekendief jaagt op kiekens (andere vogels). Daarna mogen de leerlingen in tweetallen de volgende kenmerken zoeken: De kiekendief verstoort de jacht en hij zorgt voor onrust. Je voegt deze toe aan de mindmap en laat de leerlingen het ook doen op hun eigen blad. De volgende kenmerken mogen de leerling samen zoeken: De kiekendief werd steeds doodgeschoten en werd daarom zeldzaam. Hij houdt van moeras en hoog gras. Hij vliegt laag over het riet om vogelkuikens te vangen.

Andere kenmerken zijn:

  • De wetenschappelijke naam is Cirkelende roestbruine vlieger
  • De latijnse naam van de kiekendief is Circus aeruginosus
  • De bruine kiekendief voert de balts uit.
  • De kiekendief is een acrobaat

Na de belangrijkste kenmerken te hebben verzameld kunnen de leerlingen kopjes bedenken. Bijvoorbeeld:

De bruine kiekendief jaagt op jonge vogels
De bruine kiekendief werd zeldzaam
De bruine kiekendief is een acrobaat

Je hoeft in deze eerste sessie nog niet alle kenmerken te laten benoemen. In de tweede sessie kunnen ze deze mindmap eventueel nog aanvullen (sessie 2a).

Sessie 2:

In deze sessie verzamel je nog meer informatie over de kiekendief maar zoom je vooral in op de betekenis van de Latijnse naam: ‘Circus aeruginosus’ en zoom je in op de manier waarop de schrijfster uitlegt waarom de bruine kiekendief zo heet.

Doelen:

  • Ik kan uitleggen wat een balts is, hoe de balts precies wordt uitgevoerd en deze tekenen.
  • Ik kan de andere namen van de bruine kiekendief noteren en nog meer weetjes over de bruine kiekendief verzamelen door vragen te beantwoorden.

Vragen die je kunt stellen zijn:

  1. Welke andere Latijnse naam heeft de bruine kiekendief.
  2. Waarom worden er Latijnse namen bedacht voor vogels en in welke zinnen lees je dat.
  3. Wie bedacht deze namen?
  4. Welke Nederlandse namen draagt de bruine kiekendief nog meer?
  5. Wat zie je op de illustratie?  6. Wat lees je in de bijbehorende tekst?

Als verwerking kun je de leerlingen in tweetallen (tweetalcoach) de vragen laten beantwoorden en daarbij het bewijs van de antwoorden in de tekst laten onderstrepen. Je kunt de leerlingen laten dobbelen en hen om en om het antwoord laten geven. De leerlingen coachen elkaar. De antwoorden schrijven ze op een werkblad.

Sessie 3:

Doel:

  • Ik kan de taal van de tekst ‘De bruine kiekendief’ van de schrijfster Bibi Dumon Tak vergelijken met de Oudnederlandse taal uit de oorspronkelijke tekst op bladzijde 15.

Model eerst zelf de kenmerkende woorden uit de tekst die duidelijk maken wat de schrijfster wil zeggen over de bruine kiekendief. Noteer bijvoorbeeld de woorden hij koprolt, zwaait, zwiert, zweeft en saltoot. Enne… schieten mag wel maar alleen met je camera.

Deze woorden schrijf je in een schema en laat de leerlingen dit ook doen. Daarna lees je de tekst van Nozeman op bladzijde 15 en laat je de leerlingen de kenmerkende woorden zoeken en noteren.

Eventueel daag je de leerlingen (groep 8) uit om nog een andere tekst te lezen en nog meer informatie te verzamelen over de bruine kiekendief. Je kunt dan een stukje tekst kiezen uit de tekst van Jac. P. Thijsse vanaf pagina 410. Een pdf van dit hele boek is hier te downloaden.

 

  • Een extra opdracht kan zijn om nog meer weetjes over de bruine kiekendief toe te voegen die gevonden worden in een andere tekst en ook deze taal te vergelijken met de taal van Bibi Dumon Tak en de taal van Nozeman.

Meer informatie

Enthousiast geworden en wil je meer weten over Close Reading? Neem dan contact op met Ebelien Nieman, Kyra Laarveld of Karin Versloot. Of neem een kijkje op de themapagina van Close Reading.

Verder uitgewerkte praktijkvoorbeelden zijn te vinden in de praktijkboeken van Close Reading, verkrijgbaar via uitgeverij Pica

Een meisje met een grote stapel boeken

Benieuwd naar onze boeken van de maand?

Er zijn zoveel mooie boeken en teksten bij allerlei thema’s die gebruikt kunnen worden voor Close Reading. Om je te tippen voor een nieuw verschenen boek of om een oude bekende nog eens in de spotlight te zetten, kiezen we iedere maand op onze site: het boek van de maand. Hier zie je welke boeken deze titel allemaal hebben gekregen!

Share This