Van kruidkoek tot neushoornsint
De Sinterklaastijd komt er weer aan! Een geschikte periode om met leerlingen rijke, verhalende teksten te lezen. Daarnaast zijn er in deze tijd volop kansen om aandacht te besteden aan poëzie en instructieteksten, zoals een recept. Wat is er nu leuker dan dieper tekstbegrip inzetten voor het daadwerkelijk maken en eten van kruidkoek en kruidnoten? En wist je dat er ook recepten zijn die in dichtvorm geschreven zijn? Twee vliegen in één klap!
In deze editie van het Boek van de maand werken we een Close Reading-lessenserie uit bij teksten passend bij het thema Sinterklaas. We kiezen voor ’t Verrukkelijke kinderbakboek, geschreven door Rutger van den Broek en Mark Haayema, met een uitwerking voor zowel de onderbouw als de middenbouw. Daarnaast kiezen we een gedicht uit het boek De pinguïnsint en andere dierenklazen van Edward van de Vendel en Saskia Halfmouw, dat erg geschikt is voor de middenbouw.
Boek van de maand
Close Reading is een evidence-informed aanpak, die leerlingen helpt om de (diepere) betekenis van een tekst daadwerkelijk te doorgronden. In deze rubriek 'Boek van de maand' vind je elke maand tips voor boeken, verhalen of gedichten die zich heel goed lenen voor Close Reading. Vaak krijg je er ook compleet uitgewerkte lessenseries bij. Laat je inspireren!
’t Verrukkelijke kinderbakboek – onderbouw en middenbouw
Heel Holland Bakt-winnaar Rutger van den Broek en kinderboekenschrijver Mark Haayema maakten samen dit boek vol heerlijke recepten, smakelijke verhalen en grappige gedichten. Het boek is opgedeeld in de seizoenen.
Voor deze Close Reading-lessenserie nemen we twee recepten uit het gedeelte ‘Winter’: het recept voor kruidkoek (bladzijden 126-127) en het recept voor kruidnoten (bladzijden 120-121). In het recept voor kruidkoek wordt ook verwezen naar bladzijde 12, waar je leest hoe je een bakvorm moet bekleden.
Einddoelen:
- De leerlingen begrijpen hoe ze het recept moeten maken en kunnen hierop reflecteren.
- De leerlingen kunnen hun mening geven over een bakproduct.
In deze lessenserie gebruik je het recept voor kruidkoek in je instructie. Het recept voor kruidnoten kunnen leerlingen vervolgens samen lezen afhankelijk van de mate van tekstbegrip. Met groep 1 en 2 (en eventueel 3) zou je beide recepten samen kunnen doen, waarbij je wel je begeleiding afbouwt gedurende de sessies.
Close Reading – sessie 1
Wat zegt de tekst?
Leesdoelen:
- Ik weet wat voor soort teksten dit zijn.
- Ik kan aangeven waar in de tekst welke informatie te vinden is.
Zorg ervoor dat alle leerlingen de tekst ‘Kruidkoek’ goed kunnen zien op het bord en dat ieder kind een tekst heeft (vanaf groep 3). Laat leerlingen zich oriënteren op de tekst. Wat is dit voor soort tekst? In wat voor boek zou je deze tekst kunnen vinden? Laat leerlingen overleggen met hun maatje. Bespreek enkele antwoorden en kom gezamenlijk tot de conclusie dat het een recept is en dat je dit in een kookboek kunt vinden.
Laat vervolgens het boek zien en lees de tekst voor. Na het lezen stel je de vraag ‘Waar gaat dit recept over?’. De leerlingen overleggen nu opnieuw, kijken daarbij naar de afbeelding, maar zoeken ook bewijs in de tekst (vanaf groep 3). Waarom denken ze dit? Vraag vervolgens wat leerlingen nog meer opvalt aan dit recept (het is ook een gedicht!).
Ga vervolgens in op waar je welke informatie vindt in de tekst. Wat betekent ‘ingrediënten’? Lees dat stukje nogmaals en laat leerlingen overleggen. Ze schrijven in eigen woorden op (vanaf groep 3) wat ze in dat stukje tekst kunnen lezen (bijvoorbeeld ‘benodigdheden’ of ‘boodschappen’ of ‘alles wat je nodig hebt’). In groep 1 en 2 doe jij dit op het bord, eventueel met tekeningetjes.
Wat lees je in het gedicht? Model dat dit stukje gaat over hoe je de kruidkoek kunt maken. Zet dit in een kopje boven de tekst (bijvoorbeeld ‘bereidingswijze’, ‘hoe maak je het’ of maak een tekeningetje) en laat leerlingen dit overnemen. Vergeet de foto niet. Wat is hier te zien?
Zoom ook in op het paarse rondje. Waarom zou dat erbij staan? Blader naar bladzijde 12 en lees ook deze tekst voor. Laat leerlingen opnieuw bespreken wat voor soort tekst dit is. Is dit ook een recept? Waarom wel/niet? Waar gaat deze tekst over? En hoe weten ze dat? Maak aantekeningen, zet het onderwerp erbij en de naam van de soort tekst (instructietekst).
Waarom wordt deze tip gegeven bij het recept kruidkoek? Zoek bewijs in de tekst. Maak dit expliciet door de desbetreffende zinnen (‘in een botervette cakevorm, één met bakpapier belegd’) te onderstrepen en te verbinden met een lijn naar het paarse rondje. Dit is een opstapje naar sessie 2, omdat je hier al bij de details van de tekst komt.
Pak in de middenbouw nu het recept voor kruidnoten (blz. 120-121) erbij. Lees deze tekst voor en laat leerlingen in tweetallen of zelfstandig aangeven met aantekeningen wat voor soort tekst dit is, hoe ze dat weten, waar deze tekst over gaat en wat ze waar lezen in dit recept.
Voor de onderbouw zou dit een nieuwe sessie 1 kunnen zijn, of uitdaging voor leerlingen die al wat meer aan kunnen. Eventueel kun je deze tekst ook weglaten.
Sluit sessie 1 af door leerlingen te laten vertellen aan een maatje wat je allemaal kunt lezen in een recept. Geef vervolgens enkele willekeurige beurten.
Close Reading – sessie 2
Hoe wordt het in de tekst gezegd?
Sessie 2 bestaat uit twee delen: een laag dieper in de tekst komen door te lezen (sessie 2a) en kruidkoek bakken met behulp van het recept (sessie 2b).
Leesdoel:
- Ik kan vertellen hoe je een kruidkoek moet bakken.
- Eventueel: ik kan vertellen hoe je kruidnoten kunt bakken.
In sessie 2a blik je terug op de vorige sessie. Waar in de tekst ‘Kruidkoek’ kunnen we lezen hoe we de kruidkoek moeten bakken? Lees vervolgens het gedicht nogmaals voor. Laat leerlingen vanaf groep 3 (zoveel mogelijk) actief bijwijzen en meelezen.
Om uit het gedicht de bereidingswijze te filteren kunnen leerlingen iedere stap tekenen (groep 1 en 2, eventueel groep 3) en/of aantekeningen maken bij de tekst (groep 3 of hoger). Hier kun je ook in differentiëren. Sterke lezers in groep 3 kunnen aantekeningen maken in de tekst, de andere leerlingen kunnen de stappen tekenen.
Model in de eerste strofe de handelingen uit het recept: ‘Je doet alles in een kom en dan mix je ’t door elkaar’. Onderstreep deze handelingen in de tekst. In de onderbouw teken je vervolgens die stap. Het is handig om de stappen te nummeren, zowel in de tekst als in je tekeningen. Laat leerlingen je aantekeningen overnemen.
Doe de volgende handeling samen met de leerlingen en kijk hoe dit gaat. Wat moeten we nu onderstrepen? Wat moeten we tekenen? Waar moeten we de nummertjes zetten? Observeer je groep goed: kunnen ze al in tweetallen verder of hebben ze nog meer begeleiding nodig? Blijf in de onderbouw wel per strofe voorlezen en geef denktijd en tekentijd, ook als leerlingen in tweetallen aan de slag gaan.
Bekijk ook nogmaals bladzijde 12. Welke bakvorm hebben we nodig voor de kruidkoek? Hoe weten we dat? Omcirkel de cakevorm op de foto’s en zet een pijl bij deze instructie. Herlees vervolgens de instructie en laat ook hierin de stappen onderstrepen, nummeren en eventueel tekenen.
Heb je in sessie 1 ook het recept voor kruidnoten besproken, dan kunnen de leerlingen nu ook voor dit recept alle handelingen precies onderstrepen, nummeren en eventueel tekenen. Afhankelijk van de groep doen ze dit samen, in tweetallen of alleen.
Sluit sessie 2a af door leerlingen te laten vertellen hoe je een kruidkoek bakt. Doe dit bijvoorbeeld met de werkvorm ‘twee vergelijk’. Leerlingen beschrijven om de beurt een stap aan de hand van hun aantekeningen en/of tekeningen, vergelijken met elkaar en scherpen de stappen aan.
Sessie 2b:
Leesdoel:
- Ik kan een kruidkoek bakken.
- Eventueel: ik kan kruidnoten bakken.
Laat leerlingen nu de kruidkoek (en eventueel de kruidnoten als je dit recept ook hebt besproken) bakken. Doe dit in groepjes. De leerlingen gebruiken hun eigen stappenplan uit sessie 2. Vraag eventueel hulp van ouders, maar laat leerlingen steeds vertellen wat de volgende stap is. Instrueer ouders hier ook op. In de onderbouw zorg je er natuurlijk voor dat ouders het recept bij de hand hebben.
TIP: als de oven aanstaat is het heel gezellig om het boek er nog eens bij te pakken. In dit boek staan ook gedichten. Lees bijvoorbeeld het gedicht op bladzijde 113 voor en praat met elkaar over dit gedicht. Waarom past het bij de winter? Welke gebeurtenissen worden er besproken?
Bak je ook kruidnoten? Dan kun je ook de wist-je-datjes voorlezen op bladzijden 118-119 en erover in gesprek gaan.
Close Reading – sessie 3
Wat is de diepere betekenis van de tekst?
Leesdoelen:
- Ik kan reflecteren op het recept voor kruidkoek.
- Eventueel: ik kan reflecteren op het recept voor kruidnoten.
- Ik kan vertellen waarom dit recept bij de winter past.
- Ik kan uitleggen waarom er staat: Opa’s idee: ‘lekker snel!’
- Eventueel: ik kan bij Kruidnoten uitleggen waarom er staat: Een recept voor heel veel handjes!
In deze sessie praten leerlingen eerst na over het bereiden van de kruidkoek (en eventueel kruidnoten). Vervolgens pakken ze hun eigen stappenplan erbij. Geef denktijd: welke stap ging goed/was makkelijk? Welke stap was moeilijk? De leerlingen geven dit met groen en rood potlood aan in het recept. Nadat zij zelf hebben nagedacht, vergelijken ze dit met hun maatje. Vonden ze dezelfde stappen moeilijk of juist niet? Hoe kwam dat? Hebben ze tips voor elkaar? Model bij een stap hoe je een tip kunt noteren. Laat leerlingen ook tips bij hun stappenplan noteren. In de onderbouw kun je dit klassikaal doen.
Als je beide recepten hebt gelezen kun je ook de recepten vergelijken. Welk recept was duidelijker, hoe komt dat? Welk recept vond je leuker om te lezen? Hoe komt dat? Geef steeds denktijd en overlegtijd. Laat leerlingen vervolgens stemmen en argumenten aandragen.
Laat nu iedereen een plakje kruidkoek (en eventueel kruidnoten) proeven. Stel, voordat ze proeven, de volgende vraag: ‘waarom heeft de schrijver dit recept/deze recepten bij de winter gezet?’. Lees eventueel nogmaals het gedicht ‘Winter’ voor. Laat leerlingen goed nadenken over de smaak van de kruidkoek en dit seizoen. Geef na het proeven overlegtijd en vervolgens willekeurige beurten.
Sluit deze sessie af door te praten over de zin Opa’s idee: ‘lekker snel’. Vind jij deze zin passen bij het recept voor kruidkoek? Waarom wel/niet?
Dit kun je ook doen bij het recept kruidnoten. Praat dan over de zin Een recept voor heel veel handjes! Eventueel zou je nu ook de wist-je-datjes er nog eens bij kunnen pakken. Welke nieuwe kennis heb je opgedaan?
De pinguïnsint en andere dierenklazen – middenbouw
Waarom zou Sinterklaas een mens moeten zijn? Dit boek met negen verhalen op rijm gaat over dieren die op een verrassende wijze de rol van Sinterklaas vervullen, passend bij de kenmerken van de dieren. Zo kan de ekstersint de verleiding niet weerstaan om de cadeautjes weer terug te stelen en vindt de pinguïnsint de Hollandse winter te warm. Voor deze lessenserie is het verhaal van de neushoornsint (het eerste verhaal in het boek) uitgewerkt.
Einddoel:
- De leerlingen vormen hun mening over problemen en oplossingen van de verschillende personages in de tekst.
Close Reading – sessie 1
Wat zegt de tekst?
Leesdoelen:
- Ik kan vertellen over wie het de tekst gaat.
- Ik kan in mijn eigen woorden vertellen wat er in het begin, midden en einde gebeurt.
In deze eerste sessie komen de leerlingen tot globaal tekstbegrip. Je leest de tekst eerst zelf helemaal voor en verwijst daarbij naar wat je ziet op de illustraties. Laat de leerlingen kort uitwisselen wat ze gehoord hebben. Vraag ze wat voor tekst het is (een verhaal in dichtvorm). Je staat stil bij de titel ‘De neushoornsint’ en laat leerlingen aan elkaar vertellen wie er nog meer in het verhaal voorkomen.
Lees vervolgens het eerste stuk van de tekst opnieuw en denk hardop na hoe jij tot de conclusie komt wat het begin van het verhaal is. Maak aantekeningen in de tekst door erbij te schrijven waar het begin begint en eindigt en laat zien hoe je dit verwerkt in een begin-midden-eindschema. Afhankelijk van het niveau van de leerlingen laat je ze hiervan met zinnen, steekwoorden of een tekening een samenvatting maken. Kunnen de kinderen nu zelf het midden en het eind bepalen? Doe dit samen met leerlingen die jouw begeleiding hierbij nodig hebben. Bespreek met elkaar de verschillen die de leerlingen hebben gevonden in het bepalen van het midden en eind van het verhaal.
| begin | midden | eind |
| De neushoornsint schiet per ongeluk elke keer de neushoornkinderen de lucht in, vanwege allergie op zijn knie. | De neushoornouders zijn boos op de neushoornsint.
De neushoornjonkies zijn boos op de ouders. |
De neushoornsint mag blijven. |
Sluit sessie 1 vervolgens af door de leerlingen in een drietal, in hun eigen woorden, aan elkaar te laten vertellen wat er in het begin, midden en eind gebeurt, met behulp van het ingevulde schema.
Close Reading – sessie 2
Hoe wordt het in de tekst gezegd?
Leesdoelen:
- Ik weet welke namen de neushoornsint heeft in het gedicht en waarom hij deze verschillende benamingen heeft.
- Ik weet wat het probleem is van de neushoornouders, de neushoornjonkies en de neushoornsint en wat ze doen om het probleem op te lossen.
Start met het vertellen aan elkaar wat er in het begin, midden en eind gebeurt. Leerlingen mogen hun aantekeningen van sessie 1 hierbij gebruiken. Deel het eerste leesdoel. Bij het herlezen van de tekst stop je bij ‘Sinterneushoorn’ en leg je uit dat dit een grapje van de schrijver is. Lees verder en laat de leerlingen hun hand opsteken als ze weer andere namen voor de neushoornsint horen (die man, bisschop, slingersint, de sint) om dit vervolgens in de tekst te onderstrepen. Zo kun je de link leggen naar doel 2.
Laat de leerlingen nadenken over waar in de tekst we het probleem kunnen vinden, op basis van de aantekeningen begin-midden-einde uit sessie 1. Focus je vervolgens op het middenstuk van de tekst. Benadruk de zinnen Mijd die man en Schaf die bisschop af en vertel waarom de neushoorn op dit punt in het verhaal zo genoemd wordt. Laat zien dat de neushoornouders in hun boosheid andere namen geven aan de neushoornsint door hardop na te denken wat het probleem is van de neushoornouders en wat ze doen om dit op lossen.
Gebruik verschillende kleuren voor de personages om de bijbehorende tekst te onderstrepen en schrijf erbij waar het probleem en de oplossing staat. In de onderbouw kun je gebruik maken van picto’s voor probleem en oplossing, zoals een regenwolk en een paraplu. Doe vervolgens voor hoe jij dit in onderstaand schema verwerkt. Wil je dat leerlingen hele zinnen opschrijven, kernwoorden gebruiken of een tekening maken?
Laat de leerlingen vervolgens bepalen wat het probleem is van de neushoornjonkies en wat ze doen om dit op te lossen. Bespreek dit klassikaal door willekeurige beurten te geven. Laat in de tekst De neushoornjonkies jouwen! Ze joelen en jengelen: ‘Wij willen hem juist houwen’ zien dat het woord ‘houwen’ verkeerd is geschreven vanwege het rijmschema. Laat de leerlingen daarna zelf ontdekken waaruit blijkt wat de neushoornsint graag wil. Hebben leerlingen extra hulp nodig? Wijs de leerlingen er dan op dat de tekst over de allergie schuingedrukt staat in de tekst en lees deze stukjes tekst nog een keer voor.
Laat leerlingen tot slot uitwisselen wat het probleem en de oplossing is per personage d.m.v. een coöperatieve werkvorm als mix en koppel.
| Wat is hun probleem? | Wat doen ze om het probleem op te lossen? | |
| neushoornouders | De neushoornsint gooit met hun kinderen. | Ze roepen andere ouders op om niet meer naar de neushoornsint te gaan en willen hem ontslaan. |
| neushoornjonkies | Ze willen niet dat de neushoornsint weggaat omdat ze het leuk vinden om gesmeten te worden. | Ze protesteren door te schreeuwen, te stoppen met eten en met spandoeken naar het parlement te gaan. |
| neushoornsint | Hij heeft een allergie waardoor zijn knie jeukt als de neushoornjonkies op schoot komen. | Hij vraagt zachtjes of er een pil of zalfje is tegen de allergie. |
Close Reading – sessie 3
Wat is de diepere betekenis van de tekst?
Leesdoelen:
- Ik kan een mening vormen over de aanpak van de neushoornjonkies om hun zin te krijgen.
- Ik kan vertellen of rekening wordt gehouden met het probleem van de neushoornsint.
Start de les door te vragen naar de problemen en acties om het probleem op te lossen van de neushoornouders, neushoornjonkies en de neushoornsint. Lees vervolgens het stukje tekst vanaf ‘Zo. Iedereen tevreden?’ Laat de leerlingen aan elkaar vertellen wie wel en niet tevreden is en waarom.
Laat de leerlingen in groepjes in gesprek gaan over de aanpak van de neushoornjonkies en verwijs naar de zin ‘en ja en tja en dan en dus heeft niemand meer een keuze’. Waarom heeft niemand meer een keuze? Wat vinden ze ervan dat de neushoornjonkies door het grote protest hun zin krijgen? Vinden ze het te ver gaan of niet? Hebben ze door dat de volwassenen onder druk worden gezet? En wat vinden ze ervan dat de jonkies geen rekening houden met het probleem van de neushoornsint? En de neushoornouders, houden zij er rekening mee?
Sluit sessie 3 af door de leerlingen een oplossing te laten bedenken voor het probleem van de neushoornsint, waarbij zij ook rekening houden met de wensen van de neushoornouders en neushoornjonkies.

Zoek je inspiratie voor de bovenbouw en het vo? Kijk dan eens naar de eerdere Sint-edities van deze rubriek in november 2023 en november 2024 (bovenbouw po en onderbouw vo).
Wil je meer inspiratie opdoen rondom instructieteksten? Kijk dan eens bij het Boek van de maand van december 2023.
Meer informatie
Enthousiast geworden en wil je meer weten over Close Reading? Neem dan contact op met Liz Bunte. Of neem een kijkje op de themapagina over Close Reading.
Meer uitgewerkte praktijkvoorbeelden zijn te vinden in de boeken Close Reading in de praktijk, verkrijgbaar via uitgeverij Pica.
Benieuwd naar onze boeken van de maand?
Er zijn zoveel mooie boeken en teksten bij allerlei thema’s, die je kunt gebruiken voor Close Reading. In deze rubriek tippen we je maandelijks nieuw verschenen boeken of zetten we oude bekende nog eens in de spotlights: het boek van de maand.
Hier zie je welke boeken deze titel allemaal hebben gekregen!