Kerstverhalen
Close Reading-lessenserie
In de winter, tijdens de donkere dagen voor Kerstmis, is niets fijner dan knus bij elkaar kruipen voor een mooi verhaal. “Niemand mag met Kerstmis alleen zijn,” is een veelgehoorde uitspraak. Maar helaas is dat niet altijd te voorkomen. In de boeken in deze decembereditie van het ‘Boek van de maand’ voelen diverse personen zich eenzaam in de kerstperiode, vanwege verschillende redenen. Voor elke bouw vind je suggesties voor een Close Reading-lessenserie. Veel plezier en fijne feestdagen!
Boek van de maand
Close Reading is een wetenschappelijk onderbouwde aanpak, die leerlingen helpt om de (diepere) betekenis van een tekst daadwerkelijk te doorgronden. In deze rubriek ‘Boek van de maand’ vind je elke maand tips voor boeken, verhalen of gedichten die zich heel goed lenen voor Close Reading. Vaak krijg je er ook compleet uitgewerkte lessenseries bij. Laat je inspireren!
Ergens in de sneeuw (onderbouw)
Het boek Ergens in de sneeuw van Linde Faas is een mooi prentenboek over eenzaamheid en samen vieren. De illustraties zijn prachtig en soms moet je beter kijken om alle details te ontdekken.
Einddoel:
- Leerlingen kunnen vertellen waarom Sofie en de boom verdrietig waren en hoe dat is opgelost.
Close Reading – sessie 1
Wat zegt de tekst?
Leesdoel:
- Ik kan vertellen wie de hoofdpersonen zijn, waar ze wonen en wat er gebeurt in het verhaal.
Lees het prentenboek voor en laat ondertussen de prenten op het digibord zien.
Vul daarna samen met de leerlingen een ‘wie-wat-waar-overzicht’ in op het bord of op een groot vel papier. Model eerst hoe je uit de tekst haalt wat er zich afspeelt in het verhaal (de ik-fase uit het GRRIM-model). Daarna geef je dit een plek in het overzicht. Vervolgens bepaal je samen met de leerlingen aan de hand van de tekst over wie het verhaal gaat (de wij-fase). Tot slot laat je leerlingen met hun kniemaatje bespreken waar het verhaal zich afspeelt (de jullie-fase).
Close Reading – sessie 2
Hoe wordt het in de tekst gezegd?
Leesdoel:
- Ik kan vertellen wat het probleem is in het verhaal en hoe Sofie en de dieren dat gaan oplossen.
Start de les met terugblikken op het wie-wat-waar-overzicht uit sessie 1. Laat leerlingen bijvoorbeeld aan hun kniemaatje vertellen waar jullie in sessie 1 ook alweer achter zijn gekomen. Daarbij kunnen ze het overzicht gebruiken als steun.
Vertel wat het leesdoel is en lees dan de eerste twee bladzijden nog eens voor. Model hoe je erachter komt wat het probleem is waar Sofie tegenaan loopt (ik-fase). Dit kun je opnemen in een schema voor problemen en oplossingen, waarbij je gebruikmaakt van picto’s en afbeeldingen uit het boek.
Vervolgens laat je de leerlingen goed luisteren naar de tekst waarin duidelijk wordt wat Sofie gaat doen om dit probleem op te lossen. Je leest bladzijde 4 voor, waarna jullie samen tot de oplossing van het eerste probleem komen (wij-fase).
Op bladzijde 5 is een volgend probleem te vinden. Sluit aan bij de behoefte van je groep om te bepalen of je samen met de leerlingen op zoek gaat naar dit probleem, of dat ze dit al met hun maatje kunnen bedenken (jullie-fase). Ga op dezelfde manier te werk bij de andere problemen en oplossingen in het verhaal. Plaats de problemen en oplossingen samen met de leerlingen in het schema.
Tip!
Je kunt leerlingen activeren door ze een picto te geven met de afbeelding van een regenwolk. Ze kunnen dit omhooghouden als ze een probleem horen.
Tijdens deze sessie kun je ook nog een aantal woorden met leerlingen bespreken, zoals: glimmers en fonkeldingen, wonderdingen en magie.
Close Reading – sessie 3
Wat is de diepere betekenis van de tekst?
Leesdoel:
- Ik kan vertellen hoe Sofie en het boompje zich voelen in verschillende situaties in het verhaal.
Start deze sessie met een terugblik op de problemen en oplossingen uit sessie 2. Laat de leerlingen weer met elkaar bespreken waar zij de vorige keer achter zijn gekomen.
Pak vervolgens nog eens de bladzijdes uit het boek erbij waarop jullie de problemen hebben gevonden. Met behulp van deze bladzijdes ga je met de leerlingen de gevoelens van Sofie en het boompje in kaart brengen.
Start weer zelf: model tijdens het lezen van de eerste twee bladzijden van het boek hoe je erachter komt hoe Sofie zich voelt (ik-fase). Geef dit weer in een emotiegrafiek. Bouw jouw ondersteuning opnieuw af volgens het GRRIM-model (wij- en jullie-fase). Laat leerlingen na afloop de emotiegrafiek aan elkaar uitleggen. Activeer je leerlingen hierbij door ze bijvoorbeeld emotiekaartjes te geven die ze omhoog kunnen houden als ze de betreffende emotie horen in het verhaal, of laat ze op een blad de emoties omcirkelen.
Het is mooi om verdiepende vragen te stellen als jullie een emotie in het verhaal herkennen en een plek geven in de grafiek: “Aan welke woorden hoor je dat ze zich zo voelt? Hoe komt het dat ze zich zo voelt? Wat zouden we tegen haar willen zeggen op dit moment?” Je kunt aan het eind van het verhaal vragen stellen als: “Hoe wordt het opgelost? Wat kunnen we hiervan leren?”
Je kunt het met de leerlingen daarnaast ook nog hebben over het kleurgebruik in het boek. Welke kleuren zie je het meest terugkomen op de platen? Zijn dit vooral donkere of lichte kleuren? Je kunt de koppeling maken tussen het kleurgebruik en de emoties. Wat voor gevoel geven deze kleuren jou? Waarom zou de tekenaar gekozen hebben voor deze kleuren?
De flat aan het einde van de wereld (middenbouw)
Stel je eens voor: je zit een hele winter vast op een eiland waar nauwelijks internet is en geen televisies of spelcomputers zijn, met een oma die je nog nooit eerder hebt gezien en waar je niet bepaald een klik mee lijkt te hebben. O ja, en dan verdwijnen er ook nog steeds allerlei dingen op mysterieuze wijze en moet je Kerstmis vieren zonder snoepgoed, lichtjes of versieringen. Dit alles overkomt het meisje Björk in het prachtige boek De flat aan het einde van de wereld van Arndís Pórarinsdóttir en Hulda Sigrún Bjarnadóttir, met een aantal illustraties van Linde Faas.
Het boek is prachtig om voor te lezen of in te zetten als samenleesboek. Ook is het een aanrader om het te promoten bij je leerlingen, zodat ze het zelf gaan lezen. Het boek is ook geschikt voor Close Reading, hierna geven we hiervoor enkele suggesties. We behandelen een hoofdstuk uit het midden van het boek: ‘De kerstmisdaad’ op bladzijde 164 tot en met 169.
Let op: Om met de lessenserie aan de slag te gaan, dienen leerlingen het verhaal voorafgaand aan dit fragment gelezen/gehoord te hebben. Als dat niet zo is, dien jij als leraar ze heel goed mee te nemen in het verhaal.
Einddoel:
- Leerlingen kunnen uitleggen waarom de kerstmisdaad juist op het eiland zulke grote gevolgen heeft.
Close Reading – sessie 1
Wat zegt de tekst?
Leesdoel:
- Ik kan vertellen welke personen het belangrijkst zijn in dit deel van het verhaal en wat de kerstmisdaad precies is.
Lees het hoofdstuk ‘De kerstmisdaad’ voor aan de leerlingen (vanaf bladzijde 164). Geef leerlingen een kopie van de tekst en laat ze tijdens het voorlezen meelezen en een streep zetten onder elke persoon die voorkomt in dit hoofdstuk (aantekeningen maken).
Na het lezen kun je leerlingen kort laten overleggen over wat ze vonden van het fragment. Laat ze daarbij ook hun aantekeningen met elkaar vergelijken. Vertel vervolgens dat jullie de belangrijkste personen in dit fragment gaan zoeken. Laat de tekst op het bord zien en model hoe je in de tekst aanwijzingen zoekt over de belangrijkheid van de eerste twee personen (de ik-persoon en papa). Dit doe je door een stukje terug of verder te lezen: “De ik-persoon zou weleens belangrijk kunnen zijn, want het verhaal is vanuit dit perspectief geschreven. Of papa belangrijk is voor dit deel van het verhaal, wordt eigenlijk nog niet duidelijk. Dus ik lees verder.”
Ga zo nog een stukje door (de ik-fase) en bouw deze instructie af volgens de fases van het GRRIM-model. Laat leerlingen bijvoorbeeld hun vinger opsteken als de volgende persoon genoemd wordt en bepaal in overleg of je uit de tekst kunt halen of deze persoon van belang is in dit verhaal (wij-fase). Laat ze daarna met hun maatje verder zoeken en bijvoorbeeld turven hoe vaak elke persoon genoemd wordt. Laat ze eventueel op hun blad ook kort dingen erbij schrijven die iets zeggen over de mate van belangrijkheid voor het verhaal (jullie-fase).
Het is interessant om extra stil te staan bij de vraag wie (en wat) Kappi is of zou kunnen zijn. Hiervoor staan diverse aanwijzingen in de tekst. Bespreek tot slot met elkaar hoe je erachter bent gekomen dat oma en de ik-persoon (Björk) de twee belangrijkste personen zijn in dit fragment en laat leerlingen in groepjes overleggen over de kerstmisdaad: wat is er nu precies gebeurd?
Close Reading – sessie 2
Hoe wordt het in de tekst gezegd?
Leesdoel:
- Ik kan laten zien hoe de schrijver ervoor zorgt dat de spanning in dit hoofdstuk wordt opgebouwd.
In deze sessie kom je al in de buurt van sessie 3, waarin je de bedoeling van de schrijver achterhaalt. Toch kan dit bij deze tekst prima in sessie 2, omdat de verhaallijn niet ingewikkeld is.
Start deze sessie met het terughalen van het geleerde uit sessie 1. Laat leerlingen bijvoorbeeld voor zichzelf kort opschrijven wat ze geleerd hebben in sessie 1 en dit daarna uitwisselen met hun schoudermaatje.
Laat daarna de tekst op het bord zien en lees de laatste zin van bladzijde 164 nog eens voor: “‘Het is bijna zover dat we onze kerstopslag openen,’ zei oma en haar ogen glinsterden.” Zet een streep onder het stukje waar haar ogen glinsterden en bespreek wat de schrijver hiermee duidelijk wil maken. Waarvan gaan ogen glinsteren?
Leg uit dat de schrijver naast deze zin nog meer aanwijzingen geeft in de tekst waaruit blijkt dat de bewoners van de flat zich érg verheugen op het kerstfeest. En dat jullie deze zinnen in de tekst gaan opsporen en onderstrepen (eventueel met een ander kleurtje dan in sessie 1 gebruikt is). Model zo nodig de volgende zin waaruit dit blijkt: “‘Dat zal je wel zien,’ zei oma met een geheimzinnig gezicht.” Bouw daarna de instructie af naar behoefte van de groep, via de wij- en jullie-fase.
Bespreek daarna met leerlingen waarom de schrijver het verheugen zo duidelijk maakt. Waarschijnlijk wordt hierdoor de ernst en het effect van de kerstmisdaad nóg groter. De schrijver doet nog meer dingen om de spanning op te bouwen rondom het openen van de kist. Laat leerlingen hier in groepjes naar op zoek gaan.
Close Reading – sessie 3
Wat is de diepere betekenis van de tekst?
Leesdoel:
- Ik kan uitleggen waarom de kerstmisdaad juist op het eiland zulke grote gevolgen heeft.
Begin deze sessie met het activeren van de voorkennis van leerlingen vanuit de voorgaande sessies. Laat ze bijvoorbeeld aan hun schoudermaatje vertellen waar jullie tot nu toe allemaal achter zijn gekomen.
Laat leerlingen in tweetallen het stukje vanaf het openen van de kist tot en met het einde van het hoofdstuk nog eens lezen. Vraag vervolgens aan de leerlingen om in de tekst op zoek te gaan naar hoe er gereageerd wordt op de misdaad (welk bewijs in de tekst vinden ze voor hun antwoord?). Vraag ook: “Welke emoties komen naar voren? Snap je deze emoties of vind je ze overdreven?”
Maak daarna een klein uitstapje naar het leven van de leerlingen zelf: “Stel dat deze kist op school zou staan. Wat zouden wij dan doen om het probleem op te lossen?” Laat iedere leerling voor zichzelf een antwoord formuleren en laat leerlingen hun antwoorden vervolgens met elkaar vergelijken en bespreken. Waarschijnlijk worden antwoorden gegeven als “nieuwe spullen kopen” of “iedereen zou iets van huis mee kunnen nemen” of “je zou iets van andere groepen kunnen lenen” enzovoort.
Lees vervolgens een klein stukje voor van het hoofdstuk ‘Kerstknutselen’: vanaf de start tot en met “misschien wilde ik ze wel in m’n neus stoppen.” Bespreek met de leerlingen wat de oplossing is van de flatbewoners en waarom zij niet kiezen voor de oplossingen die in een gewone klas geopperd worden. Trek samen de conclusie dat mensen op het eiland niet zomaar aan nieuwe of andere spullen kunnen komen en het dus echt moeten doen met wat er is.
Bespreek ook dat iedereen in de flat degene kent die dit heeft gedaan, want het is maar een kleine gemeenschap. Ga daar dieper op in: “Wat betekent het als je iemand in je directe omgeving niet kunt vertrouwen? En wat betekent het voor je als je ergens onterecht de schuld van krijgt, alleen maar omdat je ergens nieuw bent?” (Eventueel kun je hier ook een verbinding maken met nieuwkomers in Nederland: zouden ze hier ook mee te maken kunnen krijgen?) Kom samen tot de conclusie dat het kerstdrama voor de personen in het boek erger is dan dat het voor iemand van ons zou zijn.
Laat de leerlingen tot slot het boek verder uitlezen (dat kan uiteraard ook op andere momenten) of lees de rest van het boek voor. Of spoor leerlingen aan: “Wie graag wil weten wie dit op z’n geweten heeft, kan het boek pakken en zelf verder lezen.” Hiermee stimuleer je leerlingen om het boek uit te lezen. Sterke boekpromotie!
Een zwaluw in de winter (bovenbouw)
Het boek Een zwaluw in de winter van Timothée de Fombelle is een prachtig boek, waarin allerlei thema’s die rond kerst belangrijk zijn in een modern sprookje worden beschreven. Eenzaamheid, de zoektocht naar vrijheid en vluchtelingen komen op een bijzondere wijze samen.
Het boek is niet moeilijk om te lezen: het woordgebruik en de stijl van het verhaal zijn gemakkelijk. Wat het boek zo bijzonder maakt, zijn de zaken die tussen de regels door worden verteld en de ondersteunende illustraties. Deze vormen soms een verhaal op zich.
Het boekje (van 53 bladzijden) leent zich ervoor om voor te lezen aan de hele klas. Je kunt verdieping aanbrengen via gesprekken en door leerlingen delen van het boekje zelfstandig te laten lezen. Ook is er een mogelijkheid voor Close Reading, suggesties hiervoor lees je hierna.
Einddoelen:
- Leerlingen kunnen aangeven hoe de drie levens van de hoofdpersonen op een bijzondere wijze bij elkaar komen.
- Leerlingen kunnen vertellen hoe het zoeken naar vrijheid het leven van de hoofdpersonen zin kan geven.
Close Reading – sessie 1
Wat zegt de tekst?
Leesdoel:
- Ik kan vertellen welke hoofdfiguren in het verhaal voorkomen en wanneer en waar het zich afspeelt.
Lees het verhaal voor aan de hele klas. Geef de leerlingen (die zelf geen tekst hebben) de opdracht om vooral te letten op hoofdpersonen in het verhaal. Laat de leerlingen na het voorlezen opschrijven over welke hoofdpersonen ze hebben gehoord. Laat ze hun antwoorden daarna met hun schoudermaatje vergelijken.
Geef aan dat het verhaal zich op 24 december afspeelt. Dat is kerstavond. Wanneer het verhaal zich afspeelt, geef je dus in deze les cadeau. Laat de leerlingen aan elkaar vertellen of ze ook in het verhaal hiervoor aanwijzingen hebben gekregen. (Nota bene: dit is misschien nog lastig, de leerlingen hebben het verhaal immers nog maar één keer gehoord en kunnen niet teruglezen.)
Denk daarna hardop na over de plekken waar Freddy d’Angelo reed in het verhaal (de ik-fase in het GRRIM-model): “Eens denken, hij reed eerst in Frankrijk en daarna was hij onderweg naar Engeland. Hij kwam toen langs nog een paar plaatsen. Ik heb die niet allemaal onthouden. Misschien weten we samen meer?” Laat het stukje tekst op het bord zien: “Lees eens mee, waar kwam hij langs?” (wij-fase). Geef de leerlingen vervolgens de opdracht om zoveel mogelijk plaatsen waar Freddy d’Angelo is geweest te benoemen (jullie-fase): welke herinneren zij zich nog? Maak hiervoor groepjes van vier en zet de werkvorm Placemat in. Eerst schrijven leerlingen voor zichzelf op wat ze zich herinneren, daarna vergelijken ze hun antwoorden met elkaar. Door middel van een gesprek bepalen de leerlingen welke antwoorden in het midden van de Placemat worden geschreven.
Geef de leerlingen vervolgens een schema ‘Vensterruiten’ en laat ze de gegevens die tot nu toe bekend zijn invullen (jij-fase):
Herhaal deze werkwijze voor Gloria de zwaluw en de jongen. Hoeveel je zelf nog moet modelen is afhankelijk van het niveau en de vaardigheid van de leerlingen.
Laat de leerlingen alle gegevens die ze hebben verzameld over wie, waar en wanneer opschrijven in hun schema Vensterruiten (jij-fase). Vergelijk de Vensterruiten met elkaar in een klassikale bespreking. Laat de leerlingen hun schema bewaren voor sessie 2; ze gaan het dan verder aanvullen.
Close Reading – sessie 2
Hoe wordt het in de tekst gezegd?
Leesdoel:
- Ik kan vertellen wat de achtergronden en eigenschappen zijn van de hoofdfiguren en waarom ze bepaalde keuzes maken.
Er staan niet veel onbekende woorden in de tekst. Op woordniveau zullen de leerlingen daarom weinig moeite hebben om de tekst te begrijpen. Er staan wel veel mooie zinnen in met een diepere betekenis. In sessie 3 staan deze zinnen centraal. Aan de hand daarvan diep je samen met de leerlingen de eigenschappen en keuzes van de hoofdfiguren verder uit.
Geef de leerlingen een blad met daarop zinnen die passen bij Gloria en Freddy.
Zinnen over Gloria, de zwaluw
- Bladzijde 5: Zwaluwen vliegen op hun herinneringen, ze weten niet waarom ze zijn teruggekomen om daar te overwinteren.
- Bladzijde 24: Ze beschouwde instinct als een vorm van slavernij terwijl de andere zwaluwen dat juist prettig vonden, want dan hoefden ze nergens over na te denken.
- Bladzijde 24: De roep die haar op die decemberochtend naar het noorden lokte was anders, ergens daarginds wordt op mij gewacht zei ze tegen haarzelf.
- Bladzijde 25: Door het kind werd ze opgepakt en dankzij hem had ze een naam.
- Bladzijde 25: De andere zwaluwen dachten nooit na over de oorzaken van hun problemen. Maar Gloria wilde zelfs dingen begrijpen waar ze zelf niets mee te maken had.
- Bladzijde 25: Ze was veranderd door het jongetje dat haar had gered, een jaar later was zijn dorp verlaten.
Zinnen over Freddy d’ Angelo, de ijsbezorger
- Bladzijde 15: Maar diep in zijn hart vond hij het toch niet erg om onderweg te zijn, ook al ging er op aarde zoveel mis. Het was altijd beter dan in zijn eentje thuis zitten kijken naar het flikkerende licht van de tl-buis in de keuken.
Start met het bespreken van Gloria. Laat de leerlingen de zinnen lezen die bij haar passen en vraag: “Hoe verklaren deze zinnen dat Gloria haar eigen weg koos en wegvloog van de groep?” Om antwoord te kunnen geven op deze vraag, lees je de stukjes tekst rondom de zinnen voor (ik-fase). Model vervolgens hoe je via deze zinnen meer details over het leven van Gloria en haar keuzes achterhaalt. Neem bijvoorbeeld de quote op bladzijde 5: “Zwaluwen vliegen op hun herinneringen, ze weten niet waarom ze zijn teruggekomen om daar te overwinteren.” Vertel: “De gemiddelde zwaluw denkt niet na over diens keuzes, maar volgt de wegen die al hun voorvaderen ook deden. Gloria was eigenwijs en dacht na. Ze maakt haar eigen keuzes. Ze wilde anders zijn.”
Laat de leerlingen de eigenschappen van Gloria opschrijven in de kolom ‘details’ van het schema Vensterruiten uit sessie 1. Bouw het modelen per zin steeds meer af (van de ik- en wij- naar de jullie-fase). Het tempo waarop je dat doet, is afhankelijk van de kennis en ervaringen van jouw leerlingen.
Bespreek vervolgens met de leerlingen de eigenschappen, achtergronden en keuzes van Freddy. Laat de leerlingen de zinnen over Freddy lezen en vraag: “Waarom is alles beter dan in zijn eentje thuis zitten kijken naar het flikkerende licht van de tl-buis?” Geef de leerlingen kopieën van bladzijde 18, 19 en 23 en laat ze op zoek gaan naar het antwoord op deze vraag. Ze zullen verschillende aanwijzingen tegenkomen waaruit blijkt dat Freddy eenzaam is. Laat ze deze onderstrepen, met elkaar bespreken en daarna het schema Vensterruiten aanvullen.
Ga tot slot dieper in op de jongen uit Congo. Over hem is niet veel geschreven. Er zijn wel drie illustraties die veel over zijn leven vertellen; op bladzijde 9, 16 en 17, en 29. Laat deze illustraties stuk voor stuk op het digibord zien. Laat de leerlingen deze goed bekijken en vervolgens in tweetallen zoveel mogelijk opschrijven over het leven van de jongen uit Congo. Gebruik hiervoor de werkvorm Burst. Om de beurt zeggen de leerlingen in tweetallen iets wat ze opvalt, waarna ze dat opschrijven. Daarna wisselen de leerlingen in viertallen hun antwoorden uit en vergelijken ze wat ze hebben opgeschreven. Tot slot bespreek je klassikaal de zaken die zijn gezien.
Toon daarna weer de illustratie op bladzijde 16 en 17. Vraag: “Hoe ervaart Freddy d’ Angelo de situatie die is weergegeven op de illustratie?” De zin “Waar hij vooral geen zin in had, was de weg langs Calais, en die toestanden bij de tunnel onder Het Kanaal” geeft hiervoor aanwijzingen.
Laat de leerlingen tot slot de Vensterruiten aanvullen met de nieuwe gegevens.
Close Reading – sessie 3
Wat is de diepere betekenis van de tekst?
Leesdoel:
- De leerlingen kunnen aangeven wat de gevolgen van het zoeken naar vrijheid kunnen zijn en kunnen hier hun mening over geven.
Start deze sessie door een stukje tekst op bladzijde 35 te lezen: “Zwaluwen kennen maar één grens, een grens die beweegt, maar die je niet ziet. Het is een grens waar je nooit overheen moet gaan.” Bespreek met de leerlingen dat Gloria dit wel gedaan heeft en in een verboden wereld is beland. Dit deed ze omdat een stemmetje haar riep. In de tekst staat: “Achter de sneeuw wordt op mij gewacht.”
De leerlingen geven in deze sessie een reactie op het gedrag van Gloria. Wat heeft het tegendraads zijn haar opgeleverd en wat heeft het haar gekost? Laat leerlingen dit eerst voor zichzelf op een rijtje zetten en laat ze daarna in groepjes met elkaar in gesprek gaan. Geef als hoofdvraag mee: “Was het verstandig dat Gloria tegen de groep in ging?”
Laat de leerlingen daarna een respons schrijven. Een respons is een reactie op iets wat je hebt gehoord of gezien, in dit geval: de reis en de daad van Gloria de zwaluw. De schrijver van een respons geeft eerst informatie over de gebeurtenis (oriëntatie), daarna een samenvatting en als laatste een evaluatie in de vorm van een mening. Geef de leerlingen vóórdat ze hun daadwerkelijke tekst schrijven een structuurschema. Dit helpt hen om eerst hun gedachten te ordenen.
Na het invullen van het schema laat je de leerlingen in tweetallen het schema aan elkaar voorlezen. Daarbij kunnen ze vragen aan elkaar stellen. Ook dit helpt om de inhoud te ordenen. Daarna laat je de leerlingen allemaal tegelijk stapsgewijs schrijven: eerst de oriëntatie, dan de samenvatting en dan de evaluatie. Daarbij laat je de leerlingen in tweetallen bij elke stap eerst aan elkaar vertellen wat ze gaan opschrijven.
Laat eventueel leerlingen klassikaal voorlezen wat ze hebben opgeschreven of hang de responses op in je lokaal.
Meer kerstverhalen
Enthousiast geworden over het geven van lessen rond kerstverhalen? Kijk dan ook bij het ‘Boek van de maand’ van december 2022.
Meer informatie
Enthousiast geworden en wil je meer weten over Close Reading? Neem dan contact op met Marieke van Logchem of Liz Bunte. Of neem een kijkje op de themapagina over Close Reading.
Meer uitgewerkte praktijkvoorbeelden zijn te vinden in de boeken Close Reading in de praktijk, verkrijgbaar via uitgeverij Pica.
Benieuwd naar onze boeken van de maand?
Er zijn zoveel mooie boeken en teksten bij allerlei thema’s, die je kunt gebruiken voor Close Reading. In deze rubriek tippen we je maandelijks nieuw verschenen boeken of zetten we oude bekende nog eens in de spotlights: het boek van de maand.
Hier zie je welke boeken deze titel allemaal hebben gekregen!