‘De Woordenschat’
Close Reading-lessenserie
‘Oskar stopte alle zelfgemaakte woorden
zorgvuldig in zijn woordenschatkist.
Af en toe pakte hij er eentje uit.
Maar alleen als het nodig was, en
alleen als het vreugde bracht.’
In deze editie van ‘Boek van de maand’ zetten we het boek ‘De Woordenschat’ van Rebecca Gugger en Simon Röthlisberger in de spotlight.
De Close Reading-lessenserie is bedoeld voor de onderbouw.
Boek van de maand
Close Reading is een evidence-informed aanpak, die leerlingen helpt om de (diepere) betekenis van een tekst daadwerkelijk te doorgronden. In deze rubriek 'Boek van de maand' vind je elke maand tips voor boeken, verhalen of gedichten die zich heel goed lenen voor Close Reading. Vaak krijg je er ook compleet uitgewerkte lessenseries bij. Laat je inspireren!

Prentenboek ‘De Woordenschat’
‘De Woordenschat’ is een prachtig prentenboek waarin Oskar tijdens het schatgraven een grote kist vindt. Alleen zitten er geen schatten in, maar woorden. Oskar is teleurgesteld, tót… hij ontdekt welke kracht woorden hebben.
Zo komt er ineens een chagrijnige, knalgele egel voorbijgelopen nadat Oskar ‘knalgeel’ heeft weggegooid, is een boom ineens behaard en wordt een kever monsterlijk.
Hieronder werken we een lessenserie voor de onderbouw uit, waarin je in drie sessies toewerkt naar het einddoel:
Ik kan vertellen waarom Oskar zijn kist de woordenschatkist noemt.
En, niet onbelangrijk: met deze lessenserie geef je de mondelinge taalvaardigheid van leerlingen een enorme boost!
Close Reading – sessie 1
Wat zegt de tekst?
Leesdoel:
- Ik kan het verhaal navertellen
In deze sessie lees je eerst het verhaal voor. De prenten in een prentenboek zijn bedoeld om de taal te ondersteunen, dus zorg ervoor dat alle leerlingen deze goed kunnen zien, bijvoorbeeld via het digibord. Dit prentenboek roept veel verwondering op, dus neem de tijd om daar aandacht aan te besteden tijdens het lezen.
Zo kun je de leerlingen vragen wat zíj denken dat er in de schatkist zit.
Maar ook welke woorden Oskar uit zijn schatkist gegooid kan hebben bij deze plaat:
Om het leesdoel van deze sessie te behalen, kun je kiezen voor verschillende verwerkingsvormen:
- Kies enkele belangrijke bladzijdes uit het boek en laat deze op de juiste volgorde leggen. Zet hierbij het GRRIM-model in: laat bijvoorbeeld zien hoe jij kiest welke bladzijde vooraan moet door te vertellen wat er allemaal op de illustraties te zien is en hardop na te denken waar het verhaal mee begint. Doe dat samen bij één of meer bladzijdes en laat de leerlingen het zelf afmaken. Veelal eindigt hier de verwerking, maar vergeet niet dat het doel is dat leerlingen het verhaal kunnen navertellen. Laat ze de volgorde van de bladzijdes gebruiken om het verhaal aan hun knie- of schoudermaatje na te vertellen. Geef ook hier een krachtig voorbeeld dat ze kunnen imiteren.
Tips bij deze werkvorm:
-
- Gebruik niet alle bladzijdes, maar maak bewust een afweging. Je kunt differentiatie aanbieden door sommige leerlingen minder of meer bladzijdes te geven.
- Je kunt ervoor kiezen om de bladzijdes op een lange strook op te laten plakken. Dit ondersteunt de leerlingen visueel bij het navertellen.
- Loop rond en ondersteun leerlingen waar nodig. Als je rondloopt, kun je goed observeren wie dit al kan of wie dit nog lastig vindt. Luister naar de gesprekken tussen de leerlingen en geef ze gerichte feedback.
- Je kunt uitdaging bieden door leerlingen zelf de vijf belangrijkste platen uit het boek te laten kiezen, waarna ze deze op de juiste volgorde leggen om het verhaal na te vertellen.
- Je kunt de platen ophangen boven de verteltafel, zodat leerlingen het verhaal kunnen naspelen.
- Bij deze werkvorm verandert het leesdoel in: ik kan vertellen wat er in het begin-midden-einde van het verhaal gebeurt.
Leg drie hoepels op de grond die symbool staan voor het begin-midden-einde van het verhaal en geef leerlingen diverse bladzijdes uit het boek.
IK:
Houd zelf een bladzijde omhoog en vertel de leerlingen wat jij op de illustraties ziet. Formuleer dit in een zin: “Oskar graaft een schatkist op.” Model hoe jij weet of deze illustratie bij het begin-midden-einde van het verhaal hoort en leg hem in de juiste hoepel. Vraag de leerlingen hoe jij wist waar deze plaat hoorde én of ze het met je eens of oneens zijn.
WIJ:
Houd weer een bladzijde omhoog, of toon deze op het digibord, en vraag de leerlingen eerst zelf na te denken over wat ze op de illustraties zien en welke zin zij daarbij kunnen formuleren. Bijvoorbeeld: “In de schatkist…” Waar denken zij vervolgens dat deze bladzijde hoort?
JULLIE:
Verdeel nu enkele andere bladzijdes uit het boek over tweetallen en laat ze samen bespreken wat ze zien en of ze denken dat deze hoort bij het begin-midden-einde van het verhaal.
JIJ:
Als alle platen in de juiste hoepel liggen, kun jij modelen wat er in het begin, midden en einde van het verhaal gebeurt. Laat de leerlingen het dan aan hun kniemaatje navertellen.
Tips bij deze werkvorm:
-
- Gebruik niet alle bladzijdes uit het boek, maar maak bewust een selectie uit de meest essentiële platen om het verhaal na te kunnen vertellen.
- Kies heterogeen of homogeen de tweetallen, maar maak er een drietal van als er een leerling bij is die de taal nog niet goed machtig is.
- Je kunt ze meerdere bladzijdes laten bespreken, door van bladzijde te wisselen met een ander tweetal.
- Als je merkt dat het navertellen lastig is, bouw dit dan geleidelijk af: model, laat ze het herhalen in koor of geef steunzinnen en laat leerlingen deze zinnen afmaken.
- Ter ondersteuning van deze opdracht kun je al tijdens het voorlezen in de desbetreffende hoepel gaan staan.

Overige tips:
-
- Ken je de praatdomino al? Deze ondersteunt leerlingen bij het navertellen.
- Hierboven zie je verschillende verwerkingsvormen waar je een keuze uit kunt maken en ook binnen de verwerkingsvormen zijn er verschillende activiteiten. Verdeel deze gerust over enkele (kleine) kringmomenten, in plaats van alles in één keer aan te bieden.

Close Reading – sessie 2
Hoe wordt het in de tekst gezegd?
Leesdoelen:
- Ik kan vertellen wat ‘dringend’ en ‘vreugde’ betekenen.
- Ik kan vertellen hoe Oskar reageert op verschillende gebeurtenissen.
- Ik kan vertellen wat Oskars probleem is en hoe hij dit oplost.*
* Je kunt als leraar ook een keuze maken tussen leesdoel twee en drie.
Leesdoel 1: Ik kan vertellen wat ‘dringend’ en ‘vreugde’ betekenen.
In dit boek staan woorden centraal: een uitgelezen kans om ook de woordenschat van leerlingen te vergroten! Bijvoorbeeld met de woorden dringend en vreugde. Waarom hebben we specifiek voor deze woorden gekozen? De woorden zijn belangrijk in het verhaal, omdat Oskar dringend op zoek is naar nieuwe woorden en omdat hij vooral op zoek is naar woorden die vreugde brengen. Daarnaast sluiten deze woorden goed aan bij andere concepten die de leerlingen al kennen, zoals nu meteen of blijdschap/geluk. Door deze woordbetekenissen aan te leren, vergroten leerlingen niet alleen hun woordenschat, het helpt hen ook om tot dieper tekstbegrip te komen. Maar hoe pak je dit nu aan?
Pak de bladzijde er nog eens bij waarop staat dat Oskar dringend op zoek is naar nieuwe woorden en lees deze voor. Geef een kindvriendelijke definitie van dringend en laat leerlingen het woord dringend in koor uitspreken. Benoem daarna enkele andere voorbeelden van wat dringend kan zijn. Zo moet je soms dringend naar de wc en als je arm gebroken is, moet je dringend naar de arts. Vraag vervolgens of de leerlingen nog meer voorbeelden kunnen geven van dringende situaties. En vraag ze nog eens om in koor te zeggen wat ook alweer een ander woord is voor nu meteen of niet langer kunnen wachten. Doe dit ook zo met het woord vreugde. Pak hiervoor de laatste bladzijde waarop Oskar vreugdevolle woorden verzamelt in zijn woordenschatkist en herhaal bovenstaande stappen.
Om betekenissen van woorden goed te leren begrijpen, is het belangrijk om dit veel en veelzijdig te herhalen en erover in gesprek te gaan. Plan dus in de dagen na het aanbieden consolideermomenten om de woorden in te slijpen.
Leesdoel 2: Ik kan vertellen hoe Oskar reageert op verschillende gebeurtenissen.
Voor ons tweede leesdoel herlezen we nog eens de bladzijdes die we in sessie één op de juiste volgorde hebben gelegd. Er is een aantal belangrijke momenten in het boek: Oskar vindt een schatkist, hij ontdekt dat hier woorden in zitten in plaats van andere schatten, Oskar gooit woorden weg en wordt verrast door wat er dan gebeurt, de woordenschatkist raakt leeg en Oskar moet op zoek naar nieuwe woorden, maar niet iedereen wil hem helpen. Het is goed om hier dieper op in te gaan. Hoe reageert Oskar op elke gebeurtenis? Zo lezen we dat Oskar een beetje teleurgesteld woorden uit de kist pakt en deze verveeld weggooit. Maar ook dat hij verward is als hij ineens een chagrijnige, knalgele egel voorbij ziet rennen. Je kunt hier alle leerlingen bij betrekken door een bladzijde voor te lezen zonder de illustraties te laten zien, waarna ze op een kaart met emoties een knijper plaatsen bij de juiste reactie. Op deze manier moeten de leerlingen goed luisteren naar de reactie van Oskar. Laat ze vervolgens hun antwoorden met elkaar bespreken: waarom reageert Oskar teleurgesteld of verward? Om ten slotte gezamenlijk te controleren of deze reactie klopt door het bewijs hiervoor te zoeken in de illustraties en de tekst.

Leesdoel 3: Ik kan vertellen wat Oskars probleem is en hoe hij dit oplost.
Voor ons derde leesdoel kijken we nog eens naar de bladzijdes die horen bij het midden van het verhaal. We zien daar een probleem ontstaan: Oskars woordenschatkist is leeg! Lees deze bladzijdes nog eens voor en vraag de leerlingen welk probleem is ontstaan. Geef ze denk- en taalruimte door hiervoor te gebruiken. En hoe gaat Oskar zijn probleem dringend oplossen?
Er zijn verschillende opties om met deze tekstgerichte vraag aan de slag te gaan:
- Neem twee grote, lege puzzelstukken die in elkaar passen. Geef de leerlingen het linkerstuk als ze het probleem omschrijven en het rechterstuk als ze de oplossing beschrijven.
- Leg de puzzelstukken in de kring op de grond en laat de leerlingen de platen die horen bij het probleem en bij de oplossing in het juiste puzzelstuk leggen.
- Laat de leerlingen zelf het probleem en de oplossing tekenen.
We willen je aandacht nog even vasthouden voor de woorden die Oskar maakt. In het boek gaat Oskar, op advies van Parola, op woordenjacht. Dat doet hij o.a. door te luisteren, te voelen, te ruiken, te kijken en te proeven. Ga daarom samen met de groep op woordenjacht! Proef, ruik en voel dingen en verzin daar samen, via denken-delen-uitwisselen, woorden voor. Dit kan gezamenlijk, in kleine groepjes of misschien wel in een circuitvorm, waarbij de leerlingen in het ene groepje kijken en in het andere groepje ruiken. Zijn er woorden verzonnen die de leerlingen ook kunnen uitbeelden of een waarbij ze een tekening kunnen maken?

Close Reading – sessie 3
Wat is de diepere betekenis van de tekst?
Leesdoel:
- Ik kan vertellen waarom Oskar zijn kist de woordenschatkist noemt.
Als overgang tussen sessie twee en sessie drie pakken we Oskars probleem er nog eens bij; met name de plaat waarop staat dat hij woordeloos stond. Wat valt de leerlingen op aan deze bladzijde? Wat gebeurt er als alle woorden op zijn? Hoe reageerde Oskar hierop?
Nadat Oskar vervolgens dringend op zoek gaat naar nieuwe woorden en Parola hem daarbij helpt, wil hij alleen nog maar vreugdevolle woorden bedenken. Tekstgerichte vragen die hierbij passen, zijn:
- Wat wordt bedoeld met: ‘zodra je woorden uitspreekt, krijgen ze magische krachten’?
- Waarom wil Oskar alleen woorden bedenken die vreugde brengen?
- Waarom noemt Oskar de schatkist een woordenschatkist?
(in dit woord zit zoveel gevangen: woorden + schat + kist, maar ook woordenschat en schatkist).
Overige tips:
- Na deze lessenserie biedt dit boek nog meer kansen om taal te verdiepen. Oskar zoekt namelijk naar woorden die vreugde Welke vreugdevolle woorden heeft hij uit zijn schatkist gegooid op de laatste bladzijde? En wat waren voor de leerlingen vreugdevolle momenten? Koppel hier een taalronde aan, waarin leerlingen over hun eigen vreugdevolle momenten praten, tekenen en schrijven. Het is een betekenisvolle manier om zowel aan de mondelinge als aan de schriftelijke taalvaardigheid te werken.Wil je weten hoe je deze taalronde verder uitwerkt en wat wordt bedoeld met schrijven in de onderbouw? Bekijk de structuur en voorbeelden via Taalvorming.nl. Op LOWAN.nl vind je videomateriaal van de taalronde in een nieuwkomersklas. Meer uitwerkingen vind je in de boeken ‘Iedereen kan leren schrijven’ van Suzanne van Norden en ‘Wat een goede tekst!’ van Suzanne van Norden en Petra de Lint.
- Het boek biedt mooie kansen om de pracht van de thuistaal te ontdekken en deze een plaats te geven in het klaslokaal: welk woord in hun eigen taal brengt ze veel vreugde? Zien we overeenkomsten en verschillen in hetzelfde woord geschreven en gesproken in andere talen? En welk woord bestaat wel in de ene taal, maar niet in de andere taal?
- Dit boek daagt uit om met de klas woorden te verzamelen in een eigen woordenschatkist. Dat kan door woordenschatten die jullie in andere boeken of gesprekken tegenkomen, maar deze kunnen de leerlingen natuurlijk ook heel goed buiten het klaslokaal vinden.Kasper Soeters deelde op 3 januari op X het ‘Woord van de Dag’: moeterbijgnet, ‘een appelbeignet die vandaag verplicht bij ieder kopje koffie én bij iedere maaltijd genuttigd moet worden, omdat er zeker nog zeventien van die dingen over zijn’. En wat dacht je van de chocogurk, waar Laurien Zwarts van de Donatushof in Bemmel ons op wees, waarbij Kesbeke en Jamin een samenwerking zijn aangegaan?
-
Welke woorden verzamelen jullie in de woordenschatkist?
Kerndoelen
Kerndoelen waaraan je met deze lessenserie werkt:
- Taal- en leesomgeving
- Luisteren en lezen met begrip
- Luisteren en lezen met diep begrip
- Doelgericht spreken en schrijven
- Creatief taal gebruiken
- Schrijven om te leren
- Doelgericht gesprekken voeren
- Gesprekken voeren om te leren
- Vorm en betekenis beschouwen
- Spelling, formulering en interpunctie
- Verhalende teksten
Meer informatie
Enthousiast geworden en wil je meer weten over Close Reading? Neem dan contact op met Liz Bunte. Of neem een kijkje op de themapagina over Close Reading.
Meer uitgewerkte praktijkvoorbeelden zijn te vinden in de boeken Close Reading in de praktijk, verkrijgbaar via uitgeverij Pica.

Benieuwd naar onze boeken van de maand?
Er zijn zoveel mooie boeken en teksten bij allerlei thema’s, die je kunt gebruiken voor Close Reading. In deze rubriek tippen we je maandelijks nieuw verschenen boeken of zetten we oude bekende nog eens in de spotlights: het boek van de maand.
Hier zie je welke boeken deze titel allemaal hebben gekregen!