Spelend leren: wetenschappelijke inzichten toepassen in de praktijk
Door: Dr. Cathy van Tuijl en Tinka Hofmeijer
Jonge kinderen hebben behoefte aan spelend leren. Over het algemeen leren kinderen meer van begeleid spel dan van onbegeleid spel (Slot et al., 2015). Dat komt doordat de leerkracht woorden en handelingen kan aanreiken die het kind nog niet alleen kan maar wel samen met de volwassene. Het is dan wel van belang dat de leerkracht die begeleiding biedt. Begeleiding waarmee je actief leerprocessen ondersteunt en niet alleen het spel gaande houdt.
Met name voor kinderen die met weinig bagage aan de basisschool beginnen is spelbegeleiding essentieel om ontluikende geletterdheid en gecijferdheid een impuls te geven. Maar omdat we juist veel tijd besteden aan vrij (onbegeleid) spel besteden we te weinig aandacht aan spelbegeleiding. Kortom: het is belangrijk dat leerkrachten meer gaan inzetten op spelbegeleiding.
Observeren
Naast de betrokkenheid van een leerkracht bij spel, is ook de inhoudelijke bijdrage belangrijk. De leerkracht kan de taal en het denken van kinderen goed observeren en daar vervolgens bij aansluiten met verrijking. Daarvoor is het belangrijk dat goed geobserveerd wordt welke taal kinderen zelf gebruiken en ook het soort denken dat daarachter schuil gaat. Is dat meer beschrijvend of is het al complexer met bijvoorbeeld oorzaak-gevolg relaties?
Activiteiten
Natuurlijk is spel niet de enige vorm om iets aan te bieden. Er zijn verschillende activiteiten waarin er iets te leren valt voor kinderen: voorlezen, liedjes zingen met bewegingen of een kleine kring gericht op een specifiek aspect zoals rijm. Als de leerkracht een goede balans weet te houden tussen enerzijds activiteiten waarin het kindinitiatief leidend is en zij het leren ondersteunt en anderzijds groepsgerichte activiteiten waarin de leerkracht het initiatief neemt, dan komt dat de ontwikkeling en het leren van kinderen ten goede.
Spelbegeleiding is niet voortdurend nodig maar moet wel een duidelijke plaats in het onderwijsaanbod krijgen. Daarin ligt een belangrijke rol voor leerkrachten van groep 1-2.
“Hoe bied je als leerkracht van groep 1-2 begeleiding waarmee je actief leerprocessen ondersteunt en niet alleen het spel gaande houdt?”
Praktijkvoorbeeld
Marit is leerkracht van groep 2. Ze heeft voor elke periode doelen ingepland die ze binnen haar thema aan bod wil laten komen. In haar planning heeft Marit beschreven welke doelen in de grote of kleine kring expliciete instructie vragen en welke doelen via het spel in de hoeken en tijdens buitenspel worden weggezet. Ook kijkt Marit hoe zij de geplande doelen, waar ze instructie op geeft, kan verbinden met het spel in de hoeken.
Tijdens de laatste observaties heeft Marit gezien dat veel kinderen in haar groep nog moeite hebben met ruimtelijke oriëntatie. Ook merkt ze dat een aantal kinderen eigenlijk nooit voor de bouwhoek kiest en een aantal kinderen juist wel, maar dat zij daar vrij ongericht spelen. Marit wil tijdens het volgende thema de focus leggen op oriënteren, lokaliseren en construeren.
Ze kiest hiervoor twee doelen:
- Ik kan een (eenvoudige) plattegrond lezen, tekenen en toelichten.
- Ik kan een bouwwerk/constructie/route vanaf een tekening/foto nabouwen/creëren.
In de jaarplanning staat als volgend thema ‘Sprookjes’ gepland. Marit heeft gezien dat in het verhaal van Roodkapje kansen liggen om met plattegronden en routes te werken. Zo zijn er twee wegen om naar oma te komen. De makkelijke, directe weg en een lange route waarbij Roodkapje van alles kan tegenkomen.
Marit wil in de kring samen met de kinderen een eigen route bedenken naar het huisje van oma.
Ze wil hardop gaan voordenken wat Roodkapje onderweg gaat tegenkomen en gaan modelen hoe ze dat zou kunnen tekenen. Marit wil ook stilstaan bij de plaats bepalende begrippen en ze schrijft voor zichzelf het volgende op:
Roodkapje loopt over de brug, langs het water het bos in. Aan de kant van de weg groeien in het gras wel vijf verschillende bloemen. Recht voor zich ziet Roodkapje een hele dikke boom. Daar maakt de weg een bocht omheen. Naast de boom liggen opgestapelde boomstammen en Roodkapje ziet pootafdrukken in het zand. Als die maar niet van de Wolf zijn…
Marit zorgt voor een groot vel papier met een dikke stift en kleiner leerlingenmateriaal zodat de kinderen in tweetallen in de kring met haar kunnen meedoen.
In de bouwhoek heeft Marit afbeeldingen opgehangen en materialen neergelegd die uitdagen om na haar instructiekring mee aan de slag te gaan. Marit hoopt dat dit spontaan en rijk spel zal gaan uitlokken. Ook wil ze een werkopdracht aan de bouwhoek koppelen en zorgen dat alle kinderen aan de beurt komen om met de opdracht aan de slag te gaan.
Marit wil hierbij differentiëren en heeft de volgende opdrachten bedacht:
- Maak/bouw een route die Roodkapje naar het huis van oma loopt en maak een tekening van je ‘bouwsel’.
- Bouw de route die je op de tekening ziet zo precies mogelijk na.
- Bouw een route waarbij Roodkapje de volgende dingen tegenkomt: een hek, 2 paarden, een dikke boom, 3 bloemetjes, 8 bomen, de wolf, een stapel boomstammen, het huis van oma.
Marit heeft de bouwhoek en een bouwtafel heel bewust ingericht, passend bij haar rekeninstructie in de kring. Zo zorgt zij dat haar leerlingen in aanraking komen met de door haar gekozen leerdoelen. Marit streeft ernaar spel uit te lokken waarbij de kinderen met de aanwezige materialen eigen initiatieven kunnen ontplooien passend bij de doelen, waarbij ze ook met verschillende subdoelen in aanraking komen.
Marit verwacht dat veel leerdoelen ook spontaan aan bod zullen komen en ze heeft zich voorgenomen om na haar instructie eerst goed te gaan observeren om te zien of haar speelleeromgeving de gewenste spelactiviteiten uitlokt.
Marit is benieuwd welke spelverhalen er uit de kinderen gaan komen en ze wil tijdens het spel samen met de kinderen tot een boeiend spelscript komen en ook kansen grijpen om de denkontwikkeling te stimuleren.
Drie aspecten
Naast het feit dat spelbegeleiding effectief is om de taal-denkontwikkeling van kinderen te stimuleren, laat een recente overzichtsstudie zien dat daarbij drie aspecten van belang zijn: doelgerichte aanpak van spel, keuzemogelijkheden voor het kind en zodanige flexibiliteit van de leerkracht dat hij of zij kan aansluiten bij interesses en behoeften van het kind. Lees hierover meer in het artikel: ‘Leren en ontwikkelen door begeleid spel’ door Cathy van Tuijl.
Lees ook het artikel: ‘Samen doelgericht spelend leren’ uit HJK.
“Spelbegeleiding maakt het mogelijk om de denkontwikkeling van kinderen op een gerichte en geplande manier te stimuleren.”
Tinka Hofmeijer is onderwijsadviseur bij Expertis. Tinka is gespecialiseerd in het jonge kind. Neem gerust contact op met Tinka via 06 – 20 59 65 14 of per e-mail.
Dr. Cathy van Tuijl werkt intensief samen met Expertis om wetenschappelijke inzichten rond de ontwikkeling van jonge kinderen door te geven en te vertalen naar de praktijk binnen scholen.
Meer lezen?
Meer lezen over hoe we samen met u werken aan goed onderwijs voor het jonge kind?
Geraadpleegde literatuur:
Slot, P., Broekhuizen, M. , Leseman, P. & Veen, A. (2015). Kwaliteit van voorzieningen en effecten op ontwikkeling van kinderen. In A. Veen & P. Leseman (Red.), Pre-COOL cohortonderzoek. Resultaten over de voorschoolse periode. Kohnstamm Instituut, rapport 932. Geraadpleegd van https://www.nro.nl/sites/nro/files/media-files/932-Pre-COOL-cohortonderzoek.-Resultaten-over-de-voorschoolse-periode.pdf