033 - 46 12 680 info@expertis.nl

Kansenongelijkheid: de rol van de school in een maatschappelijk probleem

Prof. dr. Eddie Denessen over hoe scholen kunnen werken aan gelijke (onderwijs)kansen

Home » Nieuwsoverzicht » Kansenongelijkheid: de rol van de school in een maatschappelijke probleem

Kansenongelijkheid: de rol van de school in een maatschappelijk probleem

Prof. dr. Eddie Denessen over hoe scholen kunnen werken aan gelijke (onderwijs)kansen

‘We kunnen het maatschappelijke probleem van kansenongelijkheid niet afschuiven op de overheid. Ook ín de school moet het tij gekeerd worden’, aldus prof. dr. Eddie Denessen, Bijzonder Hoogleraar Sociaal-culturele achtergronden en differentiatie in het onderwijs. Nederland scoort teleurstellend in de mate waarin ieder kind gelijke kansen krijgt, zo blijkt uit de onderwijsinspectierapporten vanaf 2016. Een maatschappelijk probleem dat ook zichtbaar is het onderwijs. Maar hoe pakt de schoolleider of leraar anno nu dat aan? En wat betekent dit voor de leraar? Denessen deelt zijn inzichten en praktische tips.

‘Het creëren van gelijke kansen gaat er in de basis over dat je onderwijs aanbiedt die de leermogelijkheden van de leerlingen zo groot mogelijk maken. Echter hebben we nu een onderwijssysteem ingericht zodat we ongelijkheid creëren. Op basis van kenmerken waar leerlingen zelf vaak niets aan kunnen doen, zoals het opleidingsniveau van ouders en de wijk waarin ze opgroeien, zijn zij voorbestemd voor een bepaalde toekomst’, stelt Denessen. ‘Het probleem van kansenongelijkheid is het meest zichtbaar in de overgangsmomenten in het onderwijs. Bijvoorbeeld in de overgang van primair naar voortgezet onderwijs, de keuze voor wel of niet overgaan naar een volgende klas, plusklassen, een tweetalige richting enzovoorts. Nederland loopt uit het spoor als het over ongelijkheid gaat. Ongelijkheid zal er altijd zijn, ongelijke kansen ook. Het gaat erom: wanneer vinden we het ‘niet meer eerlijk?’ Ik constateer nu te vaak dat kinderen veel meer in hun mars hebben, maar dit niet goed kunnen ontwikkelen op school.’

“Ongelijkheid zal er altijd zijn, ongelijke kansen ook. Het gaat erom: wanneer vinden we het ‘niet meer eerlijk?”

‘Het is overigens niet per definitie zo dat scholen met een sterke leerlingpopulatie het beter doen dan scholen met een zwakkere leerlingpopulatie’, vervolgt Denessen. ‘Sterker nog: er zijn veel scholen met een zwakke leerlingpopulatie, die de leerlingen enorm veel kansen bieden. En er zijn gemengde scholen die kinderen juist minder kansen bieden.’

Prof. dr. Eddie Denessen

“Je ziet het probleem van kansen(on)gelijkheid aan het verloop van de schoolloopbanen die leerlingen uiteindelijk bereiken.”

De centrale vraag

Optimale kansen voor iedere leerling, zo luidt het credo. Hoe pakt de schoolleider anno nu dat aan? ‘Daarin zijn twee domeinen essentieel: een sterk pedagogisch klimaat en de juiste didactische vaardigheden van het schoolteam. Leerlingen krijgen nu vaak minder uitdaging dan zij eigenlijk aan zouden kunnen. Ik zie dat scholen te lage verwachtingen hebben, of dat de kwaliteit van het onderwijs niet toereikend is. Je moet jezelf continu de vraag stellen: ‘Leren onze leerlingen alles wat er in hun mogelijkheden ligt?’ Die centrale vraag, daar begint het mee.’

Leren begint bij goed gedrag. En goed gedrag kun je leren. Veel scholen ondervinden echter veel scholen grote uitdagingen in het bouwen aan een stevig pedagogisch klimaat. Het programma Regie in de school keert het tij naar een sterke pedagogische cultuur, wat bijdraagt aan gelijke kansen. Klik hier voor meer informatie. Of klik hier voor meer informatie over didactisch handelen.

Perspectief

‘Je kunt stellen: Nederland doet het goed als je naar het basisonderwijs kijkt, want onze leerlingen hebben heel weinig variatie in hun leerprestaties (Unesco, 2018). De verschillen tussen leerlingen in het leesniveau in groep 7 zijn het kleinst in vergelijking met andere landen.

Kijk tegelijkertijd eens naar het gegeven dat leerlingen niet genoeg leesvaardigheid ontwikkelen. Het algemene niveau daalt, dat zegt iets over het gebrek aan kansen die er zijn voor leerlingen. Kijk niet alleen naar ‘in hoeverre halen de leerlingen de einddoelen?’, maar ook naar ‘welke verschillen zien we tussen leerlingen?’. En dan vooral naar waar die verschillen door worden veroorzaakt. Zijn dit individuele verschillen tussen de mogelijkheden van leerlingen, of zien we hier systematisch verschillen tussen groepen leerlingen?’

Aannames versus analyses

Denessen zet zich in om het probleem van kansenongelijkheid te doorgronden. Hij vindt het daarin vooral belangrijk dat scholen begrijpen waarom ze een bepaalde visie hanteren. ‘Scholen zouden, nadat ze de eerder genoemde centrale vraag – Leren onze leerlingen alles wat er in hun mogelijkheden ligt? – hebben beantwoord, direct een gedegen analyse moeten maken. Er is nu te weinig inzicht in scholen in hoe de schoolloopbanen van kinderen met verschillende achtergronden eruit zien. Hier komen te vaak onjuiste aannames om de hoek kijken. Denk dus goed na over welke aannames in een school heersen en toets deze aan de hand van de beschikbare data. Ik zie bijvoorbeeld dat veel schoolleiders en leraren denken dat als je kinderen in heterogene groepen samen laat leren, de kinderen die hoger presteren juist geremd worden. Kinderen kunnen in gemengde leergroepen juist heel veel leren. Het is een onjuist beeld dat kinderen zich vervelen of juist verder achter gaan lopen.’

Stip op de horizon

‘Als je een goed onderbouwde analyse hebt gedaan en daaruit conclusies hebt getrokken, is het tijd voor stap twee. Schoolteams zouden kunnen nadenken over de vraag wat ze willen bereiken met hun leerlingen, wat hun doelen zijn. Ze zouden erover na moeten denken of zij wel echt elke leerling een eerlijke kans bieden. Het antwoord op die vraag is allesbehalve eenvoudig. Want gelijke kansen… wat houdt dat in? Moeten alle leerlingen een bepaald niveau behalen? Wil ik onderlinge verschillen zo klein mogelijk maken? Wil ik vooral kijken of kinderen uit zwakkere groepen achterstanden kunnen inlopen? Wat is ons einddoel? Kansenongelijkheid heeft alles te maken met visies. Opvattingen over rechtvaardigheid en gelijkheid kunnen onderling sterk verschillen, het is de kunst deze te vertalen naar een éénduidige stip op de horizon.’ Denessen constateert dat dit nu niet of nauwelijks een gespreksonderwerp is in scholen. ‘Ik zie soms bijna platitudes ontstaan: ‘We willen talenten optimaal ontwikkelen’, ‘het beste uit leerlingen halen’ en ‘gelijke kansen bieden’. Maar wat dat concreet betekent? Dan is het vaak stil. Scholen zouden concreet meetbare ambities moeten formuleren. Bijvoorbeeld: we willen dat het opleidingsniveau minder sterk bepaalt wat de leerresultaten van leerlingen zijn. Dat kun je concreet in kaart brengen. Of: we willen dat alle leerlingen een bepaald streefniveau halen.’

“Maar wat dat concreet betekent? Dan is het vaak stil. Scholen zouden concreet meetbare ambities moeten formuleren.”

“Onderwijs vanuit gelijke kansen is een continu spel van vraag en aanbod. Een balans tussen de leraar en het kind.”

Meld u aan voor de nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van onderwijs en schoolverbetering.

Rol van de leraar

‘Ik pleit voor een systeem waarin we de leerling zelf regie laten nemen over de eigen schoolloopbaan. Een systeem waarin we niet teveel op voorhand selecteren en differentiëren, een verschuiving waarin we in plaats van beslissingen nemen óver leerlingen, overstappen naar beslissingen nemen mét leerlingen.’

Differentiatie en kansengelijkheid

‘Ik ben absoluut voorstander van differentiatie, mits deze juist wordt toegepast. Alleen dan kan differentiatie bijdragen aan het bieden van optimale leermogelijkheden en daarmee het creëren van gelijke kansen. Leraren moeten constant een afweging maken: wat schat ik in voor deze leerling? Wat past bij hem/haar? En hoe vertaal ik dit in de dagelijkse onderwijspraktijk in de klas? Hier liggen een paar uitdagingen op de loer. Het is namelijk iets dat je bijna niet objectief kunt doen als leraar. Het is belangrijk om je als leraar steeds de vraag te stellen waar je de inschattingen van de leerlingen op baseert. Zijn dat feitelijke waarnemingen of spelen ook subjectievere inschattingen een rol? Het risico van een onjuiste inschatting (self fulfilling prophecy / stereotypen) is aanwezig. Het is erg lastig voor leraren om een adequate inschatting te maken van de behoefte van je leerlingen.’

‘Het niveau van uitdaging varieert nu te vaak tussen verschillende niveaus. De best presterende leerlingen krijgen meer uitdaging dan zwakkere. Dan gaan de prestaties uit elkaar lopen en de verschillen tussen deze groepen worden alleen maar groter. Het is de kunst om juist ook de leerlingen met de laagste prestaties zo hoog als mogelijk uit te dagen.’

Denessen vervolgt: ‘Het is een proces van continu blijven monitoren, balans zoeken, gevolgen bekijken en bijschaven. Betrek leerlingen bij de beslissingen die je neemt ten aanzien van je differentiaties. Benoem wat je ziet, controleer bij de leerling of het klopt met zijn of haar eigen beeld. Ga nooit uit van je eigen aannames.’

Dilemma

Tot slot leggen we Denessen het volgende dilemma voor: ‘Alle leerlingen hebben recht op evenveel ondersteuning, of alle leerlingen hebben recht op de ondersteuning die nodig is om de doelen van een les te behalen?’ Denessen: ‘Mijn keuze hangt er vanaf. Er zijn enerzijds doelen die iedereen zou moeten behalen. Bijvoorbeeld vlot kunnen lezen. Als leraar moet je enerzijds kijken naar deze algemene doelen, maar anderzijds naar waar je de vrijheid kunt vinden om leerlingen zelf bepaalde doelen te laten formuleren. En vervolgens: hoe kan ik als leraar de leerlingen daarin ondersteunen?’

‘Het begint dus allemaal met die ene centrale vraag. Wanneer vinden wij als schoolteam, dat wij verantwoord omgaan met verschillen? Wanneer vinden wij dat we gelijke kansen hebben gerealiseerd voor zover dat in onze mogelijkheden ligt? En ja, op die vraag krijg je 20 antwoorden. Zijn die 20 antwoorden te verenigen tot één aanpak? Of moeten we keuzes maken? 

Dit thema komt natuurlijk meer naar voren naarmate er meer ongelijkheid in een samenleving is. Hoewel scholen zeker een rol spelen, kunnen we het maatschappelijke probleem niet door hen laten oplossen. Enige realiteitszin is nodig: scholen moeten dus niet met een onmogelijke opdracht geconfronteerd worden, maar kunnen wel hun rol pakken in het geheel’, aldus Denessen.

“Hoe zoek ik de beste match tussen de leermogelijkheden van de leerling en de uitdagingen in mijn onderwijs?”

Meer weten?

Wilt u in gesprek over gelijke kansen bij u op school? Neem dan contact op met onderwijsadviseur Sherrill Woldberg.

Sherrill Woldberg is onderwijsadviseur bij Expertis
Share This