“Het begint met een warm welkom”
Handvatten voor onderwijs aan nieuwkomers
Vrijwel elke school krijgt wel te maken met instroom van nieuwkomers. Waar moet je als leraar rekening mee houden als deze kinderen in je klas komen? Hoe krijg je zicht op hun ontwikkeling? En hoe stimuleer je deze? Lucca Visser, onderwijsadviseur bij Expertis, geeft tips.
“Als we in het onderwijs spreken van nieuwkomers, bedoelen we leerlingen die nog niet zolang in Nederland zijn”, zegt Lucca Visser, adviseur onderwijs aan nieuwkomers bij Expertis. “Het gaat om leerlingen die een onveilig land zijn ontvlucht en kinderen van arbeids- en kennismigranten. En ook om kinderen die naar ons land kwamen, omdat een van hun ouders een Nederlandse partner kreeg. En verder om kinderen van remigranten. Wat zij met elkaar gemeen hebben, is dat zij allemaal afscheid moesten nemen: van hun land, huis, vriendjes. En dat ze in Nederland een nieuwe start maken.”
Nieuwkomersleerlingen brengen allemaal hun eigen bagage de school in. “Sommige zijn analfabeet in hun moedertaal. Andere hebben veel kennis, bijvoorbeeld van wereldoriëntatie, maar beheersen niet het Latijnse schrift. En dan zijn er nog leerlingen die voorlopen op de Nederlandse leerlijnen, omdat ze op de basisschool in hun thuisland al meer onderwijs hebben gehad in exacte vakken als scheikunde en natuurkunde”, geeft Lucca als voorbeelden.
Tegemoetkomen aan behoeften
Leraren willen graag weten op welke wijze ze nieuwkomersleerlingen het beste kunnen benaderen, ziet Lucca. “Ze vinden het belangrijk dat deze leerlingen zich op hun gemak voelen. Tegelijkertijd hebben ze vragen, zoals: ‘Kan ik van kinderen die veel ingrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt verwachten dat zij zich gewoon aan de gedragsregels van de school houden? Hoe schat ik in welke ondersteuning deze leerlingen nodig hebben? Leraren willen graag tegemoetkomen aan hun behoeften.”
Daarnaast hebben zij ook didactisch-inhoudelijke vragen, ziet Lucca. “Bijvoorbeeld over wat een leerling wel of niet kan: ‘Hoe bepaal ik het niveau als leerlingen nog moeite hebben met Nederlands spreken? Hoe ziet het onderwijsaanbod er vervolgens uit? Hoe organiseer ik dit?’ Als er sprake is van hiaten in kennis, denken leraren na over hoe ze een passend aanbod kunnen realiseren. En hoe ze ervoor zorgen dat dit aanbod zowel aansluit bij de nieuwkomers als bij de in Nederland opgegroeide leerlingen in de klas.”
Tot slot hebben leraren vragen die te maken hebben met de culturele achtergrond van leerlingen: hun gewoonten, normen, waarden. “Ze willen graag weten in hoeverre zij daar rekening mee moeten houden.”


Zorg dat nieuwkomers zich welkom voelen
Lucca geeft aan dat het lastig is om specifieke adviezen te geven die altijd en overal gelden, omdat de groep nieuwkomers zo divers is. Een aantal adviezen past in ieder geval in elke situatie, waar één de belangrijkste is: “Zorg ervoor dat deze leerlingen zich welkom voelen. Hoe je dat doet? Dat zit in kleine dingen. Geef een nieuwkomersleerling bijvoorbeeld direct een eigen stoel en tafel in de klas, met zijn of haar naam erop. Zeg ‘Goedemorgen’ in de thuistaal van deze leerling. Maak actief contact. En bouw een vertrouwensrelatie op.” Verder is het belangrijk dat nieuwkomersleerlingen hun plek vinden in de groep. Je kunt dit bevorderen door hen te koppelen aan medeleerlingen met dezelfde thuistaal, zegt Lucca. “En door het contact met overige klasgenoten te stimuleren. Bijvoorbeeld door vóór het speelkwartier te bespreken met welke klasgenoten de nieuwkomersleerling gaat buitenspelen en welk spel ze gaan doen.”
Hanteer duidelijke regels en routines
De onderwijsadviseur vervolgt over verdere adviezen en onderstreept daarbij het belang van een veilig pedagogisch klimaat. “Dit ontstaat onder meer door duidelijke routines en regels. Het is fijn voor nieuwkomers als het in de klas steeds ‘op dezelfde manier’ gaat. Dat geeft deze leerlingen grip op de situatie. Ook is het prettig als ze weten: dit mag wel en dat mag niet. Dat kan namelijk behoorlijk verschillen van wat leerlingen in hun thuisland zijn gewend. Verder is het uiteraard van belang dat jij als leraar consequent bent in je gedrag en dat je de regels handhaaft. Deze voorspelbaarheid draagt bij aan een gevoel van veiligheid. Dus: ‘Zeg wat je doet en doe wat je zegt’.”
“Zeg wat je doet en doe wat je zegt“
Koester hoge verwachtingen
Het hebben van hoge verwachtingen heeft positieve effecten op het leren van leerlingen (Rosenthal & Jacobson, 1968). Dit geldt ook voor nieuwkomersleerlingen. “Natuurlijk, nieuwkomers beheersen de Nederlandse taal nog niet op hetzelfde niveau als leerlingen die in Nederland zijn opgegroeid. En ze hebben niet altijd dezelfde voorkennis”, zegt Lucca. Echter: geen enkele nieuwkomer is een onbeschreven blad dat nu in Nederland pas beschreven kan worden (Hajer & Spee, 2017). “Ieder kind heeft al een taalontwikkeling doorgemaakt in de moedertaal en ervaringen in het thuisland opgedaan. We mogen vertrouwen op wat nieuwkomers allemaal al weten én we mogen erop vertrouwen dat zij zich in Nederland goed verder kunnen ontwikkelen”, aldus Lucca.
“Houd hoge verwachtingen. We mogen vertrouwen op wat nieuwkomers al aan taalontwikkeling en ervaringen in het thuisland hebben opgedaan”
Breng kennis en vaardigheden in kaart
Het is goed om een nieuwkomersleerling gericht te observeren, stelt Lucca. “Wat valt je op? Let onder meer op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Kan een leerling bijvoorbeeld spelen met andere kinderen? Kijk ook naar de schoolse vaardigheden. Blijft de leerling zitten tijdens de instructie, kan hij of zij zich goed concentreren, hoe staat het met de leer-werkhouding?” Goed observeren helpt je ook bij het in kaart brengen van het cognitieve niveau, zeker als het gaat om taal/lezen. Kijk bijvoorbeeld hoe leerlingen praten over teksten, snapt hij of zij waarover het verhaal gaat? Pas ook informele vormen van evaluatie toe, zoals een leesgesprek, waarbij leerlingen vertellen over hoe en wat ze lezen en/of voorgelezen krijgen en hoe zij zichzelf zien als lezer (SLO, 2024). Ga ook na of de leerling verhalen en/of non-fictie teksten kan lezen in de thuistaal. Hiermee krijg je als leerkracht zicht op wat leerlingen leuk en interessant vinden om te lezen en/of voorgelezen te krijgen en kun je het boekenaanbod en de activiteiten daar op afstemmen.
Heb ook aandacht voor de technische kant van het lezen door het inzetten van diagnostische toetsen, waarbij je in kaart brengt welke Nederlandse klanken een leerling kan onderscheiden en correct kan uitspreken en in hoeverre ze het decoderen beheersen (Hajer & Spee, 2017).
Om de rekenvaardigheden in beeld te brengen, kun je ‘kale sommen’ aan de leerling geven, in plaats van verhaaltjes of contextsommen, waarbij de Nederlandse taal belemmerend kan werken. Lucca: “Begin simpel en kijk wat een leerling al kan. En hoe hij of zij de sommen uitrekent. Gaat het goed? Dan geef je steeds moeilijkere bewerkingen.”
Denk vanuit doelen
Hoe bepaal je vervolgens het aanbod voor nieuwkomersleerlingen? Lucca raadt aan om prioriteiten te stellen en vooral te kijken vanuit de doelen uit de leerlijn voor de leerlingen van jouw leerjaar. “Stel vast wat een kind al wel kan. En waar nog hiaten zitten. Ook kijk je: welke specifieke onderwijsbehoeften heeft dit kind? Verder schat je in: waar is extra aandacht nodig, waar kun je versnellen? Vervolgens stem je het onderwijsaanbod af op hiaten en behoeften, passend bij de mogelijkheden van de school.” Lucca gaat verder: “Om dit goed te kunnen doen, moet je uiteraard de leerlijnen kennen. Je aanbod ga je vervolgens uitvoeren, monitoren, evalueren en bijstellen.”
Zet de Nederlandse taal in de steigers
Bij het leren van het Nederlands kun je gebruikmaken van scaffolding (Gibbons, 2014). “Scaffolding betekent: ‘in de steigers zetten’. Je biedt nieuwkomers – tijdelijk – taalsteun, die je stapsgewijs afbouwt als de leerling taalvaardiger wordt”, licht Lucca toe.
Als leraar heb je de keuze uit geplande scaffolding, waarbij je leermiddelen en -activiteiten inzet die je vooraf hebt bedacht. En interactieve scaffolding, waarbij je spontaan taalondersteuning geeft tijdens gesprekjes met leerlingen, legt Lucca uit. “Een voorbeeld van geplande scaffolding is bijvoorbeeld als je leerlingen die moeite hebben met het formuleren van een hele zin een stuk van de zin geeft als hulp: ‘Planten hebben water nodig om te groeien, omdat …’ Of: ‘Om breuken te vereenvoudigen deel ik …’ Je hoopt dat leerlingen daarna de zin wel helemaal zelf kunnen formuleren, doordat ze jouw goede voorbeeld hebben kunnen overnemen.
Je bent bezig met interactieve scaffolding als je bijvoorbeeld de uitspraak van een nieuwkomer spontaan herformuleert, gaat Lucca verder. “Stel, een nieuwkomer zegt tijdens een les: ‘Het konijn zit in het hek!’ Dan geef je de juiste taalformulering terug: ‘Ja, het konijn zit in het konijnenhok, achter het gaas. Het hek van het konijnenhok heet gaas.’ We weten dat dergelijke feedback de taalontwikkeling sterk bevordert.” Nieuwkomersleerlingen ontdekken dat ze nog niet precies weten hoe ze iets moeten verwoorden. En dankzij de interventie van de leraar kunnen ze de nieuwe kennis van de taal direct in de praktijk brengen (Damhuis & Litjens, 2003).
Breid de dagelijkse taal uit naar schooltaal
Als een leerling (vrijwel) geen Nederlands spreekt, begin je met het aanbieden van Dagelijks Algemeen Taalgebruik (DAT): ‘Dit is een blauwe beker’, ‘Vandaag is het maandag’. Leerlingen hebben DAT nodig om zich te kunnen redden in alledaagse situaties”, vertelt Lucca. “De verwerving van DAT gaat steeds meer ‘vanzelf’, naarmate nieuwkomers meer interactie hebben met Nederlandssprekenden en langer op school zitten. Daarom is het belangrijk om niet te lang te wachten met het – daarnaast – aanbieden van Cognitieve Academische Taalvaardigheid (CAT), oftewel: schooltaal. Deze taal is abstracter, complexer.” CAT is een onmisbare sleutel tot de intellectuele groei en het schoolsucces van elke leerling (Hajer & Spee, 2017). Lucca: “De basis van CAT is DAT, maar de ontwikkeling van beide verloopt deels parallel. Immers: terwijl leerlingen dagelijkse woorden blijven bijleren, leren ze in de lessen ook al schooltaal. Denk maar aan een rekenles, waarin een woord als ‘getallenlijn’ voorkomt.”
Het is ook belangrijk om in beeld te krijgen in hoeverre een nieuwkomersleerling schooltaal beheerst in de moedertaal, vertelt Lucca. “Het onder de knie krijgen van CAT verloopt bij nieuwkomersleerlingen vaak moeilijker dan bij Nederlandstalige leerlingen. Zéker als ze in hun eigen taal geen schooltaal hebben geleerd. Deze leerlingen hebben dan ook meer ondersteuning nodig bij de verwerving van CAT.”
“Naast de dagelijkse algemene taal is het juist belangrijk dat nieuwkomers ook schooltaal leren.”


“Het gebruiken van de thuistaal in de klas is helpend voor de leerling om het Nederlands te leren.”
Geef ruimte aan de thuistaal
Bij het leren van het Nederlands is ook het inzetten van de thuistaal helpend voor de leerling, vertelt Lucca: “Uit onderzoek van Duarte en collega’s (2022) blijkt dit ook.” Ze licht toe hoe dat werkt: “Nieuwkomers kennen de concepten die in de klas langskomen vaak al vanuit hun thuisland. Denk bijvoorbeeld aan: ‘vuur’, ‘optellen’, ‘modder’. Of een woord dat moeilijker te omschrijven is, zoals ‘tenzij’. Ze kennen alleen niet het Nederlandse woord dat daarbij hoort. Bij het leren van een nieuwe taal wordt een nieuw label gegeven aan een voor hen bekend concept. Het gebruik van de thuistaal fungeert dan als brug naar het Nederlands. Bovendien zorgt het voor herkenning: ‘De wereld waar ik in terechtgekomen ben, is niet helemaal anders dan ik gewend was.’”
Gebruik vertaalapps en ondersteun visueel
Hoe zet je dit gegeven nu in de klas in? “Je kunt nieuwkomers laten uitwisselen met een medeleerling die ook hun moedertaal spreekt”, zegt Lucca. “Of laat hen gebruikmaken van vertaalapps. Veel van die apps hebben een foto- of videofunctie. Voor leerlingen die nog niet kunnen lezen, kan de spraakfunctie worden gebruikt: de vertaling wordt dan in hun moedertaal uitgesproken. Ook is visuele ondersteuning heel helpend voor nieuwkomers om grip te krijgen op de betekenis van onbekende woorden. ‘’Stel, een nieuwkomer weet niet wat het woord ‘eekhoorn’ betekent. Als de leerling dan het plaatje erbij ziet, weet deze meteen waarover het gaat. Beeldmateriaal kan dus helpen een concept te verduidelijken.”
Gebruik de thuistaal om het welzijn te bevorderen
Lucca vertelt dat de inzet van de thuistaal kennis zichtbaar maakt die een nieuwkomer al heeft. “De leerling ervaart: ‘Ik weet dit al en kan op basis hiervan verder leren in het Nederlands.’ Dit zorgt voor een verhoogd gevoel van zelfvertrouwen en trots.” Er is nog een reden om thuistaal toe te staan in de klas: “Nieuwkomers merken dan dat hun taal wordt gewaardeerd in hun nieuwe school.” Dat doet sociaal-emotioneel iets; het draagt bij aan een gevoel van welbevinden (Duarte et al., 2022). “Ook als je als leraar zelf enkele veelgebruikte woorden in de thuistaal van het kind kent én gebruikt – denk aan: welkom, smakelijk eten, gefeliciteerd – draagt dit bij aan het welzijn.”
Toon interesse in andere talen en culturen
Je hoeft als leraar niet alles van iedere cultuur te weten. “Vooral een open, nieuwsgierige houding is belangrijk”, zegt Lucca. “Laat nieuwkomers, eventueel met behulp van vertaalapps, vertellen over hun cultuur. Hoe ging bijvoorbeeld het boodschappen doen in het thuisland? Bespreek vervolgens met je groep verschillen en overeenkomsten tussen boodschappen doen in Nederland en in het land van de nieuwkomersleerlingen. Dit kan een ingang vormen voor de nieuwkomers om de Nederlandse gebruiken te leren kennen, waardoor ze zich gemakkelijker thuis zullen voelen. En de verhalen van nieuwkomers kunnen een verrijking zijn voor de andere leerlingen, en voor jezelf.”
Lucca heeft nog een tip: “Vraag nieuwkomersleerlingen ook wat ze gewend waren op de school in hun thuisland. Hun referentiekader – en dat van hun ouders – kan heel anders zijn dan wat we gewend zijn in Nederland.”
“Verhalen van nieuwkomers over hun thuisland kunnen een verrijking zijn voor de andere leerlingen, en voor jezelf”
Formuleer een visie
Lucca benadrukt dat het essentieel is om binnen de school samen een visie te ontwikkelen op het omgaan met nieuwkomers en meertaligheid. “Hierin verwoordt de school hoe het onderwijs voor deze doelgroep georganiseerd wordt. Afspraken kunnen onder andere gaan over: wanneer gebruik je welke taal? Bijvoorbeeld: instructies zijn in het Nederlands. Overleggen mag in de thuistaal, mits iedereen met wie je overlegt deze taal begrijpt. Ook kunnen afspraken gaan over de schoolcultuur. Bijvoorbeeld: welke ruimte is er voor informele contacten met ouders van nieuwkomers.”
Doe het samen
Onderwijs aan nieuwkomers vormgeven kun je als leraar niet alleen, zegt Lucca. “Je hebt hierbij de andere onderwijsprofessionals in de school nodig. Welke collega voert bijvoorbeeld intakegesprekken met ouders om zo een beter beeld te krijgen van de schoolhistorie van nieuwkomersleerlingen? Wie brengt de ondersteuningsbehoeften van deze kinderen in kaart?”
Als eenmaal duidelijk is welke ondersteuning leerlingen nodig hebben, kan de intern begeleider kijken welke nieuwkomersleerlingen en Nederlandstalige kinderen overeenkomstige onderwijsbehoeften hebben, gaat Lucca verder. “Zij kunnen dan in groepjes extra ondersteuning krijgen.” Ook de rol van de schoolleiding is cruciaal (Hajer & Spee, 2017). Welke condities moet de schoolleiding organiseren, zodat leraren hun werk optimaal kunnen doen? “Het is belangrijk dat het MT ervoor zorgt dat de leraar er niet alleen voor staat”, aldus Lucca.
Neem de tijd
Tot slot heeft Lucca nog één laatste tip: neem de tijd. “In het onderwijs zijn we geneigd om gelijk in allerlei plannen en conclusies te schieten. Maar bij nieuwkomersleerlingen is niet altijd direct zichtbaar wat zij nodig hebben. Geef ze de tijd om te wennen. En gun jezelf de tijd om een goed beeld te krijgen.” Ze besluit: “Met een warm welkom, doelgericht werken en de juiste pedagogische en didactische aanpak, zullen ook nieuwkomersleerlingen hun plek bij jou in de klas vinden.”

Waar starten nieuwkomers?
Waar een nieuwkomer zijn of haar onderwijsloopbaan in Nederland begint, hangt af van regionale afspraken tussen gemeenten en schoolbesturen. Kinderen die in een asielzoekerscentrum wonen, beginnen vaak op een azc-school. Andere nieuwkomers starten dikwijls op een taalschool: een voorziening die enkel voor nieuwkomers is bedoeld. Of ze gaan naar een taalklas in een reguliere school. Op al deze voorzieningen leren ze de basisbeginselen van de Nederlandse taal. Na gemiddeld één jaar stromen ze door naar een ‘gewone’ klas in het regulier onderwijs. Jongere kinderen (kleuters) stromen soms direct in een reguliere klas in.
Bronnen:
- Damhuis, R., & Litjens, P. (2003). Mondelinge communicatie. Drie werkwijzen voor mondeling taalontwikkeling. Expertisecentrum Nederlands.
- Duarte, J., Günther-van der Meij, M., De Backer, F., Frijns, C., & Gezelle-Meerburg, B. (Reds., 2022). Talenbewust lesgeven: Aan de slag met talige diversiteit in het basisonderwijs.
- Gibbons, P. (2014). Scaffolding language, scaffolding learning: Teaching second language learners in the mainstream classroom.
- Hajer, M., & Spee, I. (Reds., 2017). Ruimte voor nieuwe talenten. Lectoreninitiatief Professionalisering Taalonderwijs Nieuwkomers. https://www.hu.nl/onderzoek/publicaties/ruimte-voor-nieuwe-talenten
- Rosenthal, R., & Jacobson, L. (1968). Pygmalion in the classroom: Teacher expectations and pupils’ intellectual development. Holt.
- (2024, 13 juni). Leesgesprekken. Geraadpleegd op 8 mei 2025, van https://www.slo.nl/thema/vakspecifieke-thema/nederlands/leesgesprekken/
Volg de Leergang Onderwijs aan nieuwkomers
Wil je meer weten over het onderwijs aan nieuwkomers? Volg dan de ‘Leergang Onderwijs aan nieuwkomers’ van Expertis. Of neem contact op met Lucca Visser:
Telefoon: 06 – 45 37 04 86
Mail: lucca.visser@expertis.nl
